ECLI:NL:HR:2000:AA5773
Hoge Raad
- Cassatie
- H.L.J. Roelvink
- P. Neleman
- W.H. Heemskerk
- C.H.M. Jansen
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Overdracht van een bedrijf onder de Meststoffenwet en de referentiehoeveelheid meststoffen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 mei 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de overdracht van een bedrijf onder de Meststoffenwet. De eiser, [eiser], had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 15 juni 1998 had geoordeeld dat de verweerder, [verweerder], met de overdracht van zijn bedrijf op 31 maart 1992 niet de volledige referentiehoeveelheid meststoffen had overgedragen. De zaak begon toen [verweerder] [eiser] had gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Hertogenbosch, waarbij hij vorderde dat werd verklaard dat hij met de overdracht niet zijn bedrijf had overgedragen zoals bedoeld in de Meststoffenwet.
De Hoge Raad oordeelde dat de referentiehoeveelheid meststoffen slechts overgaat bij de overdracht van het gehele bedrijf. Het Hof had terecht geoordeeld dat de onderneming van [verweerder] als één geheel geregistreerd stond en dat de referentiehoeveelheid niet kon worden overgedragen als niet het gehele bedrijf werd overgedragen. De Hoge Raad bevestigde dat de bepalingen van de Meststoffenwet in dit geval correct waren toegepast en dat de klachten van [eiser] faalden.
De Hoge Raad verwierp het beroep van [eiser] en veroordeelde hem in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerder] waren begroot op ƒ 597,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris. Deze uitspraak benadrukt het belang van de volledige overdracht van een bedrijf in het kader van de Meststoffenwet en de gevolgen daarvan voor de toewijzing van referentiehoeveelheden.