ECLI:NL:HR:2000:AA5782
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- W.H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Ontbinding van arbeidsovereenkomst en ontvankelijkheid in cassatie
In deze zaak heeft Hermans-Maasdal B.V. een verzoek tot cassatie ingediend tegen de beschikking van de Rechtbank te Maastricht, die het hoger beroep van Hermans-Maasdal tegen de ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de Kantonrechter had verworpen. De Kantonrechter had op 21 mei 1999 de arbeidsovereenkomst ontbonden wegens gewichtige redenen en een vergoeding van ƒ 200.000,-- bruto aan de verzoeker toegekend. Hermans-Maasdal heeft het verzoek van de verweerder tot ontbinding bestreden, maar de Kantonrechter heeft in zijn eindbeschikking de ontbinding goedgekeurd. Hermans-Maasdal heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, maar dit werd door de Rechtbank afgewezen. Hierop heeft Hermans-Maasdal beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De conclusie van de Plaatsvervangend Procureur-Generaal was dat Hermans-Maasdal niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar beroep, omdat het cassatierekest niet was ondertekend door een advocaat, zoals vereist volgens artikel 426a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en verklaarde Hermans-Maasdal niet-ontvankelijk in haar beroep. De uitspraak werd gedaan door de raadsheren P. Neleman, O. de Savornin Lohman, P.C. Kop en werd openbaar uitgesproken door raadsheer W.H. Heemskerk op 28 april 2000.