ECLI:NL:HR:2000:AA5785

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 mei 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C98/289HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • H.L.J. Roelvink
  • P. Neleman
  • W.H. Heemskerk
  • J.B. Fleers
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de rechtsgeldigheid van aandelenoverdracht en schadevergoeding in het kader van een koopovereenkomst

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 mei 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser] en Beldor B.V. De zaak betreft een geschil over de rechtsgeldigheid van een aandelenoverdracht en de daaruit voortvloeiende schadevergoeding. Beldor B.V. had [eiser] gedagvaard voor de Rechtbank te Amsterdam, waarbij zij primair vorderde dat [eiser] zou worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van ƒ 100.085,34 voor de overgedragen aandelen en een bedrag van ƒ 50.000,-- als onverschuldigde betaling. Subsidiair vorderde Beldor een verklaring voor recht dat [eiser] onrechtmatig had gehandeld en aansprakelijk was voor de door Beldor geleden schade.

De Rechtbank heeft in eerste aanleg [eiser] veroordeeld tot betaling van ƒ 123.085,34, vermeerderd met wettelijke rente. [Eiser] heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat het vonnis van de Rechtbank heeft bekrachtigd. Hierop heeft [eiser] cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de feiten zoals vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal Spier als uitgangspunt genomen kunnen worden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het Hof terecht heeft vastgesteld dat er geen sprake was van een overname van de bankgarantie door Nutricia en dat de grieven van [eiser] falen. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Beldor zijn begroot op ƒ 3.367,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.

Uitspraak

12 mei 2000
Eerste Kamer
Nr. C98/289HR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr E. Grabandt,
t e g e n
BELDOR B.V.,
gevestigd te Utrecht,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr S.A. Boele.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: Beldor - heeft bij exploit van 20 maart 1995 eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de Rechtbank te Amsterdam en gevorderd:
1. primair:
a. te verklaren voor recht dat [eiser] misbruik heeft gemaakt van de omstandigheden bij de totstandkoming van de koopovereenkomst uit hoofde waarvan Beldor op 28 april 1994 29 aandelen op naam in Smits’ Reform B.V. heeft overgedragen aan [eiser] en de koopovereenkomst uit hoofde waarvan [eiser] 58 aandelen op naam in Smits’ Reform B.V. op 28 april 1994 heeft overdragen aan Beldor;
b. de gevolgen van de onder 1a vermelde koopovereenkomsten en de ter uitvoering daarvan overgedragen aandelen zodanig te wijzigen dat de voor Beldor daaraan verbonden nadelen worden opgeheven door [eiser] te veroordelen om ƒ 50.085,34 als verschuldigde koopsom voor de 29 aandelen op naam in Smits’ Reform B.V. en ƒ 50.000,-- als onverschuldigde betaling voor 58 aandelen op naam in Smits’ Reform B.V. aan Beldor te voldoen en voorts te verklaren voor recht dat de koopovereenkomst uit hoofde waarvan [eiser] 58 aandelen op naam in Smits’ Reform B.V. op 28 april 1994 aan Beldor heeft geleverd onder dezelfde voorwaarden is aangegaan als die vermeld staan in de op 25 april 1994 gesloten overeenkomst met Nutricia ter uitvoering waarvan Beldor alle aandelen in Smits’ Beheer B.V. en Smits’ Reform B.V. aan Nutricia heeft geleverd;
c. [eiser] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over ƒ 100.085,34 vanaf 28 april 1994, dan wel voor zover dit niet mogelijk is vanaf 30 juni 1994;
d. [eiser] te veroordelen tot vergoeding van de redelijke kosten die Beldor ter verkrijging van voldoening buiten rechte heeft moeten maken, welke thans worden begroot op ƒ 3.000,--, kosten rechtens;
2. subsidiair:
a. te verklaren voor recht dat [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Beldor en aansprakelijk is voor de door Beldor geleden schade in verband met de koopovereenkomst uit hoofde waarvan zij op 28 april 1994 29 aandelen op naam in Smits’ Reform B.V. aan [eiser] heeft overgedragen en ook de koopovereenkomst uit hoofde waarvan [eiser] 58 aandelen op naam in Smits’ Reform B.V. op 28 april 1994 heeft overgedragen aan Beldor;
b. [eiser] te veroordelen de door Beldor geleden schade van ƒ 100.085,34, met de daarover verschuldigde wettelijke rente vanaf 28 april 1994 dan wel vanaf 30 juni 1994 aan Beldor te voldoen;
c. [eiser] te veroordelen om de nog door Beldor te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, aan Beldor te voldoen;
d. [eiser] te veroordelen de schade, die bestaat uit de redelijke kosten die Beldor ter verkrijging van voldoening buiten rechte heeft moeten maken, welke thans worden begroot op ƒ 3.000,--, te voldoen, kosten rechtens.
Bij conclusie van repliek heeft Beldor haar eis vermeerderd met een bedrag van ƒ 23.185,--, met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 1995.
[Eiser] heeft de vorderingen bestreden en in reconventie de veroordeling van Beldor gevorderd tot betaling van een bedrag van ƒ 36.926,--, met de wettelijke rente vanaf 15 juli 1994, subsidiair vanaf 26 juli 1995.
Beldor heeft in reconventie de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 8 januari 1997 in conventie [eiser] veroordeeld om aan Beldor te voldoen een bedrag van ƒ 123.085,34, vermeerderd met de wettelijke rente over ƒ 100.085,34 vanaf 28 april 1994 en over ƒ 20.000,-- vanaf 4 oktober 1995, en het meer of anders gevorderde afgewezen. In reconventie heeft de Rechtbank het gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] zowel in conventie als in reconventie hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam. Bij memorie van grieven heeft [eiser] tevens een voorwaardelijke incidentele vordering tot het overleggen van stukken ingesteld en - met conclusie tot vernietiging van het beroepen vonnis in conventie - de veroordeling van Beldor tot betaling van ƒ 133.690,18 met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 23 januari 1997 gevorderd.
Bij arrest van 4 juni 1998 heeft het Hof het bestreden vonnis bekrachtigd en de incidentele vordering van [eiser] tot het overleggen door Beldor van de bij die vordering genoemde stukken afgewezen.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Beldor heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten, vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal Spier onder 1.
3.2 Op 28 april 1994 heeft Beldor alle uitstaande aandelen Smits Reform en Smits Beheer verkocht en geleverd aan Nutricia. Kort daarvoor had Beldor [eiser]' aandelen in Smits Reform (5% van het totaal aantal aandelen) van [eiser] gekocht. Tussen partijen is verschil van mening ontstaan over de door Nutricia betaalde prijs, die bepalend is voor de prijs die Beldor volgens de overeenkomst van partijen van 25 mei 1993 aan [eiser] verschuldigd was voor diens aande-len in Smits Reform.
3.3 Volgens Beldor bedraagt de door Nutricia betaalde prijs uitsluitend het door deze aan Beldor betaalde bedrag in contanten van ƒ 9.000.000,--.
3.4 Volgens [eiser] zijn de aandelen Smits Reform aan Nutricia verkocht voor een bedrag van ƒ 9.000.000,--, vermeerderd met de overname door Nutricia van een op Beldor rustende aflossingsverplichting dan wel garantieverplichting van per saldo ƒ 2.200.000,--, derhalve voor in totaal ƒ 11.200.000,--. Hieruit leidt [eiser] af dat aan hem voor zijn aandelen 5% van laatstgenoemd bedrag toekomt.
[Eiser] heeft dit standpunt in eerste aanleg en in zijn memorie van grieven in hoger beroep gebaseerd op de stelling dat Nutricia in het kader van de koop van de aandelen de op Beldor rustende garantieverplichting had overgenomen.
3.5 Het Hof heeft in rov. 4.9 van zijn arrest vastgesteld dat [eiser] bij gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep desgevraagd heeft laten weten dat hij niet langer betwist dat Nutricia bij de overname (van de aandelen) zich ten aanzien van de schulden van Smits Reform en van Smits Beheer niet verder heeft verbonden dan dat zij jegens de bank heeft toegezegd dat zij zou toezien op de naleving van de aflossingsplichten van de vennootschappen. Van een overname van de bankgarantie door Nutricia was geen sprake, aldus het Hof. Het heeft geoordeeld dat de grieven van [eiser] falen.
3.6 Bij pleidooi in hoger beroep heeft [eiser] nog de stelling aangevoerd dat, ongeacht wat de werkelijke waarde was van 100% van de aandelen in Smits Reform, de gezamen-lijke waarde van de beide vennootschappen, Smits Reform en Smits Beheer, altijd 2,2 miljoen gulden minder was dan de waarde van 100% Smits Reform zonder Smits Beheer.
3.7 Het middel, dat klaagt dat het Hof deze stelling niet heeft besproken, is tevergeefs voorgesteld. Het Hof heeft deze stelling kennelijk en niet onbegrijpelijk opgevat als een nieuwe, voor het eerst bij pleidooi in hoger beroep voorgedragen grief, ten aanzien waarvan niet blijkt dat Beldor erin heeft toegestemd dat deze alsnog in de rechtsstrijd wordt betrokken. Het Hof heeft deze grief dus terecht buiten beschouwing gelaten.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Beldor begroot op ƒ 3.367,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president H.L.J. Roelvink als voorzitter en de raadsheren P. Neleman, W.H. Heemskerk, J.B. Fleers en A. Hammerstein,
en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.H. Heemskerk op 12 mei 2000.