ECLI:NL:HR:2000:AA6081

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 juni 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
112065
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • W.J.M. Davids
  • G.J.M. Corstens
  • A.M.M. Orie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest Gerechtshof Arnhem inzake opzetheling en overtreding Wegenverkeerswet

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, gewezen op 23 november 1998. De verdachte, geboren in 1964, was eerder veroordeeld door de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Arnhem op 1 december 1997. Het Gerechtshof had het vonnis van de Politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf voor opzetheling en overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, maar er zijn geen middelen van cassatie voorgesteld door of namens hem.

De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het bestreden arrest, behoudens de vernietiging van het vonnis van de Politierechter, zal vernietigen en de inleidende dagvaarding nietig zal verklaren. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de dagvaarding niet rechtsgeldig is betekend, omdat de verdachte niet op het adres stond ingeschreven waar de dagvaarding was aangeboden. Dit leidde tot de conclusie dat de inleidende dagvaarding nietig is.

De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, behalve voor zover het vonnis van de Politierechter is vernietigd. De Hoge Raad heeft ook het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Arnhem van 1 december 1997 vernietigd voor wat betreft de beslissingen ten aanzien van de onder 4 tenlastegelegde overtreding en heeft de inleidende dagvaarding nietig verklaard. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken op 6 juni 2000.

Uitspraak

6 juni 2000
Strafkamer
nr. 112065
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 23 november 1998 alsmede tegen alle op de terechtzitting van dit Hof gegeven beslissingen in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden einduitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Arnhem van 1 december 1997, verstaan dat de verdachte ten aanzien van het hem bij inleidende dagvaarding onder 4 tenlastegelegde beroep
in cassatie heeft ingesteld en voorts - de verdachte ter zake van 1. "opzetheling" en 2. en 3. telkens opleverende: "overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994" veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf, met verbeurdverklaring zoals in het arrest omschreven.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Door of namens deze zijn geen middelen van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het bestreden arrest, behoudens voorzover daarbij het vonnis van de Politierechter met betrekking tot de bij inleidende dagvaarding tenlastegelegde misdrijven is vernietigd, zal vernietigen, alsmede het vonnis van de Politierechter voor wat betreft de tenlastegelegde overtreding zal vernietigen en de inleidende dagvaarding nietig zal verklaren.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
3.1. Een akte van uitreiking, gehecht aan het dubbel van de dagvaarding van de verdachte om te verschijnen op de terechtzitting van de Politierechter van
1 december 1997, houdt in dat:
- de dagvaarding op 27 oktober 1997 is aangeboden op het adres [adres 1] te [woonplaats];
- uitreiking niet heeft kunnen plaatsvinden, omdat op bovengenoemd adres niemand werd aangetroffen waarna ter plaatse een bericht van aankomst is achter- gelaten;
- de dagvaarding op 5 november 1997 is teruggezonden aan de afzender;
- de dagvaarding op 10 november 1997 ter griffie van de Arrondissements-rechtbank te Arnhem is uitgereikt aan de (waarnemend) griffier van die Rechtbank,
"omdat de geadresseerde, blijkens de aan deze akte gehechte mededeling van de afdeling bevolking van diens woongemeente, op de dag van aanbieding van de gerechtelijk brief en tenminste vijf dagen nadien als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens op het op deze akte vermelde adres was ingeschreven";
- de dagvaarding op 10 november 1997 als gewone brief
is verzonden aan het op de akte vermelde adres van geadresseerde.
3.2. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting van 1 december 1997 heeft de Politierechter tegen de niet verschenen verdachte verstek verleend.
3.3. Bij zijn onderzoek naar de naleving van het bepaalde in art. 437, eerste lid (oud), Sv heeft de Hoge Raad vastgesteld, dat de verdachte sedert
1 november 1997 woonachtig is op het adres [adres 2] te [woonplaats].
3.4. Hieruit volgt dat de verdachte niet gedurende tenminste vijf dagen na de aanbieding op het adres [adres 1] te [woonplaats] als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens op dat adres stond ingeschreven. Dit heeft tot gevolg dat de inleidende dagvaarding niet is betekend overeen-komstig art. 588, derde lid onder c, Sv, zodat die dagvaarding nietig is.
3.5. Het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel dat de inleidende dagvaarding op rechtsgeldige wijze is betekend, is derhalve niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.6. Het Hof heeft het door de verdachte ingestelde beroep tegen het vonnis van de Politierechter met betrekking tot de onder 4 tenlastegelegde overtreding verstaan als beroep in cassatie. In aanmerking genomen dat het vonnis bij verstek is gewezen had het Hof moeten verstaan dat tegen het vonnis in zoverre verzet is gedaan. Alhoewel onder deze omstandigheden in de rede zou hebben gelegen alsnog te verstaan dat de verdachte tegen het vonnis in zoverre verzet heeft gedaan zal de Hoge Raad, het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, uit doelmatigheidsoverwegingen daarvan afzien en de inleidende dagvaarding, ook ten aanzien van de onder 4 tenlastegelegde overtreding, nietig verklaren.
4. Slotsom
Gelet op hetgeen hiervoor onder 3 is overwogen, moet als volgt worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak behalve voorzover daarbij het vonnis van de Politierechter is vernietigd;
Vernietigt het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Arnhem van 1 december 1997, voor wat betreft de beslissingen ten aanzien van de onder 4 tenlastegelegde overtreding;
Verklaart de inleidende dagvaarding nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en A.M.M. Orie, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 6 juni 2000.