ECLI:NL:HR:2000:AA6158
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- W.H. Heemskerk
- O. De Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en scheiding van tafel en bed in één beschikking
In deze zaak verzoekt de man, die op 26 mei 1998 een verzoekschrift indiende bij de Rechtbank te Middelburg, om echtscheiding van zijn vrouw. De vrouw verzet zich tegen dit verzoek en vraagt om een scheiding van tafel en bed. De Rechtbank spreekt op 17 februari 1999 de echtscheiding uit, maar wijst het verzoek van de vrouw tot scheiding van tafel en bed af. De vrouw gaat in hoger beroep bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 3 september 1999 de echtscheiding bekrachtigt en de scheiding van tafel en bed alsnog uitspreekt. De vrouw stelt vervolgens cassatie in tegen deze beschikking van het Hof.
De Hoge Raad behandelt de zaak en oordeelt dat het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht, wat de basis vormt voor de uitspraak van zowel de echtscheiding als de scheiding van tafel en bed. De vrouw stelt dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting heeft door beide uitspraken in één beschikking te doen. De Hoge Raad verwerpt dit middel en stelt dat, hoewel echtscheiding en scheiding van tafel en bed elkaar uitsluiten qua rechtsgevolgen, dit niet betekent dat ze niet in één beschikking kunnen worden uitgesproken. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep van de vrouw wordt verworpen, en de beschikking van het Hof blijft in stand.
Deze uitspraak benadrukt de mogelijkheid om zowel echtscheiding als scheiding van tafel en bed in één beschikking te regelen, mits de juridische gevolgen goed worden begrepen. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken waar beide vormen van scheiding aan de orde zijn.