ECLI:NL:HR:2000:AA6307
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- H.A.M. Aaftink
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor diefstal door twee of meer verenigde personen met braak
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarbij de verdachte is veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen. De veroordeling betreft twee feiten van diefstal, waarbij de verdachte zich toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak. De Hoge Raad behandelt het beroep dat is ingesteld door de verdachte, die geen middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd dat het beroep verworpen moet worden.
De Hoge Raad beoordeelt de bestreden uitspraak en constateert dat het Hof in hoger beroep het vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Utrecht heeft vernietigd en de verdachte heeft veroordeeld tot twaalf maanden gevangenisstraf, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De Hoge Raad wijst op de wettelijke bepalingen omtrent verkorte vonnissen en de bevoegdheid van de rechter om in bepaalde gevallen met een verkort vonnis te volstaan.
Bij de beoordeling van het cassatieberoep komt de Hoge Raad tot de conclusie dat de bewezenverklaring in het verkorte arrest niet in overeenstemming is met de feiten. De Hoge Raad herstelt een kennelijke misslag in de bewezenverklaring, maar oordeelt dat dit niet leidt tot cassatie, omdat de aard en ernst van het bewezenverklaarde niet worden aangetast. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het cassatieberoep, en bevestigt daarmee de veroordeling van de verdachte door het Hof.