ECLI:NL:HR:2000:AA6338
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- P. Neleman
- W.H. Heemskerk
- C.H.M. Jansen
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie over onterecht debiteren van rekening door bank na foutieve opdracht
In deze zaak heeft Ermer Management B.V. (hierna: Ermer) de ABN AMRO Bank N.V. (hierna: de Bank) gedagvaard voor de Rechtbank te Amsterdam, waarbij zij vorderde dat de Bank haar een bedrag van US$ 75.000,-- zou betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De Rechtbank heeft de vordering toegewezen, maar het Gerechtshof te Amsterdam heeft dit vonnis vernietigd en de vordering afgewezen. Ermer heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof, waarbij de Bank voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 30 juni 2000 geoordeeld dat de debitering van de rekening van Ermer zonder rechtsgrond heeft plaatsgevonden, omdat Ermer en de Bank ten tijde van de debitering ervan uitgingen dat Ermer een tegenprestatie van Black Hole Systems zou ontvangen, wat niet is gebeurd. Het Hof had echter overwogen dat de rechtsgrond voor de debitering de (onvoorwaardelijke) opdracht daartoe was, en dat de verwachting van Ermer niet relevant was voor de rechtsgeldigheid van de debitering.
De Hoge Raad heeft het principale beroep van Ermer verworpen en geoordeeld dat het oordeel van het Hof niet blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad heeft Ermer bovendien in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. Het arrest benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het uitvoeren van bankopdrachten en de gevolgen van fouten in de communicatie tussen partijen.