ECLI:NL:HR:2000:AA6462
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.M.M. Orie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Uitlevering van een opgeëiste persoon aan Duitsland en de beoordeling van alibi's
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Arrondissementsrechtbank te Maastricht, die op 17 augustus 1999 een verzoek tot uitlevering van een opgeëiste persoon aan de Bondsrepubliek Duitsland toelaatbaar heeft verklaard. De opgeëiste persoon, geboren in Italië in 1958 en destijds gedetineerd in Penitentiaire Inrichting “De Geerhorst” te Sittard, heeft het cassatieberoep ingesteld via zijn advocaat, mr. D. Moszkowicz. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen en een datum zal bepalen waarop de opgeëiste persoon moet verschijnen om te worden gehoord over het uitleveringsverzoek.
De Hoge Raad heeft op 11 juli 2000 de bestreden uitspraak vernietigd en bevolen dat de opgeëiste persoon op 12 september 2000 om 15.00 uur moet verschijnen. De Rechtbank had in haar beslissing nagelaten om nader onderzoek te doen naar de alibi's die door de opgeëiste persoon waren opgegeven, wat in strijd is met artikel 26, vierde lid, van de Uitleveringswet. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van de Rechtbank niet begrijpelijk is, gezien de schriftelijke verklaringen van de werkgever en collega's van de opgeëiste persoon, die staven dat hij ten tijde van vier van de vijf aan hem verweten bankovervallen werkzaam was in Nederland.
De Hoge Raad concludeert dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en dat het middel voor het overige geen bespreking behoeft. De zaak wordt terugverwezen voor verdere behandeling, waarbij de opgeëiste persoon in de gelegenheid wordt gesteld om zijn alibi's nader te onderbouwen.