ECLI:NL:HR:2000:AA7203
Hoge Raad
- Cassatie
- H.L.J. Roelvink
- P. Neleman
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- W.H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de immuniteit van de Verenigde Staten in een civiele procedure betreffende schadevergoeding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 september 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Government of the United States of America, Department of the Navy-Military Sealift Command (hierna: de VS) en [verweerder]. De zaak betreft een vordering van [verweerder] tot schadevergoeding van ƒ 118.511,51, vermeerderd met rente, die voortvloeit uit schade aan het motortankschip '[schip I]' tijdens de aflevering van stookolie aan het m.s. 'Altair'. De VS heeft de Rechtbank te Rotterdam gedagvaard en zich beroepen op onbevoegdheid van de Rechtbank, stellende dat de 'Altair' de status had van een publiek schip van de Verenigde Staten en dat het schip ten tijde van het schadeveroorzakende voorval werd gebruikt in de uitoefening van een regeringsdienst.
De Rechtbank heeft op 18 april 1996 de onbevoegdheid van de Rechtbank verworpen, waarna de VS in hoger beroep ging bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Het Hof heeft het vonnis van de Rechtbank bekrachtigd, waarop de VS cassatie heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat de status en taak van de 'Altair' van belang zijn voor de vraag of de VS zich kan beroepen op immuniteit van jurisdictie. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de VS zich door zijn activiteiten in het privaatrechtelijke rechtsverkeer heeft blootgesteld aan aansprakelijkheid.
De Hoge Raad heeft het arrest van het Gerechtshof vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens is [verweerder] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op ƒ 694,86 aan verschotten en ƒ 3.500,-- voor salaris.