ECLI:NL:HR:2000:AA7479
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- W.H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Voorlopige machtiging tot opname in psychiatrisch ziekenhuis en ontvankelijkheid cassatieberoep
In deze zaak heeft de Officier van Justitie in het arrondissement Amsterdam op 27 januari 2000 een vordering ingediend bij de Rechtbank tot het verlenen van een voorlopige machtiging voor de opname van verzoeker in een psychiatrisch ziekenhuis. Deze vordering was gebaseerd op de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Bopz). De Rechtbank heeft op 17 februari 2000 de voorlopige machtiging verleend voor een periode van zes maanden, na een hoorzitting waarbij verzoeker, zijn advocaat, een sociaal psychiatrisch verpleegkundige en zijn ouders aanwezig waren.
Verzoeker heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van de Rechtbank. De Advocaat-Generaal Langemeijer heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in zijn cassatieberoep, omdat de termijn van de voorlopige machtiging inmiddels was verstreken. Dit betekent dat verzoeker geen belang meer had bij zijn beroep, aangezien de machtiging niet meer van toepassing was.
De Hoge Raad heeft op 13 oktober 2000 uitspraak gedaan en verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn cassatieberoep. De beschikking is gegeven door de vice-president en de raadsheren, en openbaar uitgesproken door raadsheer W.H. Heemskerk. De uitspraak benadrukt het belang van de ontvankelijkheid in cassatie en de gevolgen van het verstrijken van de termijn van de voorlopige machtiging.