ECLI:NL:HR:2000:AA7479

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 oktober 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R00/051HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H.J. Mijnssen
  • O. de Savornin Lohman
  • A. Hammerstein
  • W.H. Heemskerk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige machtiging tot opname in psychiatrisch ziekenhuis en ontvankelijkheid cassatieberoep

In deze zaak heeft de Officier van Justitie in het arrondissement Amsterdam op 27 januari 2000 een vordering ingediend bij de Rechtbank tot het verlenen van een voorlopige machtiging voor de opname van verzoeker in een psychiatrisch ziekenhuis. Deze vordering was gebaseerd op de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Bopz). De Rechtbank heeft op 17 februari 2000 de voorlopige machtiging verleend voor een periode van zes maanden, na een hoorzitting waarbij verzoeker, zijn advocaat, een sociaal psychiatrisch verpleegkundige en zijn ouders aanwezig waren.

Verzoeker heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van de Rechtbank. De Advocaat-Generaal Langemeijer heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in zijn cassatieberoep, omdat de termijn van de voorlopige machtiging inmiddels was verstreken. Dit betekent dat verzoeker geen belang meer had bij zijn beroep, aangezien de machtiging niet meer van toepassing was.

De Hoge Raad heeft op 13 oktober 2000 uitspraak gedaan en verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn cassatieberoep. De beschikking is gegeven door de vice-president en de raadsheren, en openbaar uitgesproken door raadsheer W.H. Heemskerk. De uitspraak benadrukt het belang van de ontvankelijkheid in cassatie en de gevolgen van het verstrijken van de termijn van de voorlopige machtiging.

Uitspraak

13 oktober 2000
Eerste Kamer
Rek.nr. R00/051HR
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker], wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later.
1. Het geding in feitelijke instantie
De Officier van Justitie in het arrondissement Amsterdam heeft op 27 januari 2000 onder overlegging van een op 25 januari 2000 ondertekende geneeskundige verklaring een vordering ingediend bij de Rechtbank aldaar tot het verlenen van een voorlopige machtiging om verzoeker tot cassatie - verder te noemen: verzoeker - te doen opnemen en te doen verblijven in een psychiatrisch ziekenhuis.
Nadat de Rechtbank verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat, een sociaal psychiatrisch verpleegkundige namens de behandelend psychiater en de ouders van verzoeker op 15 februari 2000 had gehoord, heeft zij bij beschikking van 17 februari 2000 vorenbedoelde voorlopige machtiging verleend voor de duur van zes maanden.
De beschikking van de Rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de Rechtbank heeft verzoeker beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Langemeijer strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in zijn cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep
3.1 Op 27 januari 2000 heeft de Officier van Justitie in het arrondissement Amsterdam bij de Rechtbank aldaar op de voet van art. 2 Bopz een vordering ingediend tot het verlenen van een voorlopige machtiging om verzoeker in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen en te doen verblijven.
De Rechtbank heeft bij haar beschikking van 17 februari 2000 voorlopige machtiging verleend om verzoeker een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden. Deze termijn is inmiddels verstreken zodat verzoeker geen belang heeft bij zijn beroep. Dit brengt mee dat verzoeker niet in zijn beroep kan worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn beroep in cassatie.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.H.J. Mijnssen als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman en A. Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.H. Heemskerk op 13 oktober 2000.