ECLI:NL:HR:2000:AA7676
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- W.H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over voorlopige machtiging tot voortduren van verblijf in psychiatrisch ziekenhuis
In deze zaak heeft de Officier van Justitie in het arrondissement Utrecht op 10 mei 2000 een vordering ingediend bij de Rechtbank tot het verlenen van een voorlopige machtiging voor het voortduren van het verblijf van verzoeker in een psychiatrisch ziekenhuis. De Rechtbank heeft op 29 mei 2000 deze voorlopige machtiging verleend, geldig tot en met 29 september 2000. Verzoeker, bijgestaan door zijn raadsvrouwe, echtgenote en behandelend psychiater, heeft tegen deze beschikking beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad ontving het cassatierekest en de aanvullende stukken van verzoeker, maar de Advocaat-Generaal Langemeijer heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de termijn van de voorlopige machtiging inmiddels was verstreken, waardoor verzoeker geen belang meer had bij zijn beroep. Dit leidde tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn cassatieberoep. De beschikking is gegeven door de vice-president en de raadsheren, en openbaar uitgesproken op 20 oktober 2000. De zaak betreft de toepassing van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, specifiek artikel 2 Bopz, en de beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep.