ECLI:NL:HR:2000:AA7912
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- J.B. Fleers
- W.H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de beschikking van het Gerechtshof inzake wijziging van alimentatieverplichtingen na scheiding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 oktober 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de vader, die verzocht om wijziging van de alimentatieverplichtingen voor zijn twee minderjarige kinderen. De vader had eerder, op 3 november 1998, een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te Haarlem om de door hem aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen op nihil te stellen, met terugwerkende kracht tot 29 juni 1998. De Rechtbank had dit verzoek toegewezen, maar de moeder ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat de beschikking van de Rechtbank op 11 november 1999 vernietigde en het verzoek van de vader afwees. De vader stelde beroep in cassatie in tegen deze beslissing van het Hof.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende gemotiveerd had vastgesteld dat de vader niet voldoende inzicht had gegeven in zijn inkomens- en vermogenspositie. De vader had namelijk een WW-uitkering en had relevante documenten overgelegd die zijn financiële situatie onderbouwden. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het Gerechtshof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te ’s-Gravenhage voor verdere behandeling en beslissing. Dit oordeel benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de financiële situatie van de alimentatieplichtige en de noodzaak voor de rechter om voldoende gemotiveerd te zijn in zijn oordelen.