ECLI:NL:HR:2000:AA7994
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de aanslag in de inkomstenbelasting en de schadevergoeding na verkeersongeval
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, die op 1 oktober 1999 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1995 heeft bevestigd. De aanslag was gebaseerd op een belastbaar inkomen van f 69.000,--, welke na bezwaar door de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende, die in 1993 als zelfstandig ondernemer een bodedienst exploiteerde, raakte betrokken bij een verkeersongeval, waardoor hij lichamelijk letsel opliep en zijn onderneming in 1994 moest staken. In 1998 werd er een vaststellingsovereenkomst gesloten met de verzekeraar van de aansprakelijke partij, waarbij belanghebbende een schadevergoeding van f 145.726,88 ontving voor materiële en immateriële schade.
De Inspecteur had een voorschot van f 21.000,-- dat belanghebbende in 1993 ontving, aangemerkt als smartengeld en onbelast gelaten. Het Hof oordeelde echter dat de schadevergoeding in hoofdzaak was bedoeld ter compensatie van de bedrijfsschade die belanghebbende had geleden door het verlies van zijn belangrijkste bron van inkomen. Dit oordeel werd door de Hoge Raad bevestigd, die oordeelde dat de schadevergoeding tot de winst uit onderneming behoort en derhalve terecht tot het belastbare inkomen van belanghebbende is gerekend.
De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de klachten van belanghebbende niet tot cassatie konden leiden. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is op 1 november 2000 vastgesteld door de vice-president en vier raadsheren, en in het openbaar uitgesproken.