ECLI:NL:HR:2000:AA8407

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00738/99
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • W.J.M. Davids
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, dat op 14 juni 1999 een verdachte heeft veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte, geboren in Turkije in 1958 en woonachtig in Nederland, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. E.P. Groot. De Hoge Raad heeft de zaak op 21 november 2000 behandeld. De Advocaat-Generaal, Wortel, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, omdat de ingediende middelen van cassatie niet voldeden aan de vereisten van artikel 437 van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel stelt dat middelen van cassatie een stellige en duidelijke klacht moeten bevatten over de schending van een rechtsregel of het verzuim van een vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gedaan. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de middelen niet aan deze eisen voldeden en heeft daarom besloten om deze onbesproken te laten.

De Hoge Raad heeft het arrest van het Gerechtshof vernietigd, dat de verdachte had veroordeeld tot een geldboete van achthonderdvijftig gulden, subsidiair zeventien dagen hechtenis, voor twee zaken die verband hielden met de Opiumwet. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat er geen gronden waren voor cassatie en dat de bestreden uitspraak niet ambtshalve vernietigd hoefde te worden. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, wat betekent dat de eerdere veroordeling van de verdachte in stand blijft.

Uitspraak

21 november 2000
Strafkamer
nr. 00738/99
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie
tegen een arrest van het
Gerechtshof te Leeuwarden
van 14 juni 1999 in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedatum] 1958, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Groningen van 11 december 1997, voorzover aan ’s Hofs oordeel onderworpen, - de verdachte ter zake van (zaak A) “opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid onder C van de Opiumwet gegeven verbod” en (zaak B) “medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid, onder C van de Opiumwet gegeven verbod” veroordeeld tot een geldboete van achthonderdvijftig gulden, subsidiair zeventien dagen hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens
deze heeft mr. E.P. Groot, advocaat te Groningen, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het eerste en het tweede middel
Voor onderzoek door de cassatierechter komen alleen
in aanmerking middelen van cassatie als bedoeld in art. 437 Sv. Al een zodanig middel kan slechts gelden een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. De middelen voldoen niet aan dit vereiste, zodat zij onbesproken moeten blijven.
4. Beoordeling van het derde middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 101a RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president
W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren
A.J.A. van Dorst en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op
21 november 2000.