ECLI:NL:HR:2000:AA8450
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- W.H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Vernietiging beschikking Rechtbank inzake terugvordering bijstandsuitkering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 november 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen verzoekers tot cassatie, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], en de Gemeente Delfzijl. De Gemeente had in eerste instantie bij het Kantongerecht te Groningen een verzoek ingediend tot terugbetaling van een bedrag van ƒ 154.338,55, dat ten onrechte aan de verzoekers was uitgekeerd in de vorm van bijstand over de periode van 1 januari 1990 tot en met 31 december 1994. De Kantonrechter wees het verzoek af, maar de Rechtbank te Groningen vernietigde deze beschikking in hoger beroep en veroordeelde de verzoekers tot terugbetaling van het volledige bedrag, met een betalingsregeling gebaseerd op hun bijstandsnorm.
Tegen deze beslissing hebben [verzoeker 1] en [verzoeker 2] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de feiten zoals vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal Bakels als uitgangspunt genomen. De Gemeente is niet verschenen in cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank ten onrechte voorbijging aan het bewijsaanbod van [verzoeker 1] en dat de Gemeente niet voldoende bewijs had geleverd voor haar vordering. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de Rechtbank en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden voor verdere behandeling.
De Hoge Raad benadrukte dat het bewijsaanbod van [verzoeker 1] niet gespecificeerd hoefde te worden, aangezien het ging om tegenbewijs. De beslissing van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de rechtspraktijk, vooral met betrekking tot de bewijsvoering in zaken van terugvordering van bijstandsuitkeringen.