ECLI:NL:HR:2000:AA8982

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 september 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
35497
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • E. Korthals Altes
  • A.G. Pos
  • L. Monné
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over proceskostenvergoeding in belastingzaak

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die betrekking heeft op een proceskostenvergoeding. De zaak is ontstaan na een aantal beschikkingen van de Directeur van de dienst Gemeentebelastingen van de gemeente Amsterdam, waarin de waarde van onroerende zaken voor het tijdvak van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000 werd vastgesteld. Na bezwaar tegen deze beschikkingen heeft de Directeur de besluiten gehandhaafd. Belanghebbende trok zijn beroep in bij het Hof nadat er een compromis was gesloten, maar verzocht tegelijkertijd om een afzonderlijke kostenveroordeling. De Voorzitter van de Vierde Meervoudige Belastingkamer heeft de Directeur veroordeeld tot een proceskostenvergoeding van f 710,--. Het Hof verklaarde het verzet van belanghebbende gedeeltelijk gegrond, waarna belanghebbende cassatie instelde.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Hof de schatting van het bedrag aan belasting dat minder verschuldigd zou zijn op basis van de stellingname van belanghebbende, correct heeft uitgevoerd. Het Hof schatte dit bedrag tussen f 2.000,-- en f 15.000,-- en oordeelde dat er geen aanwijzingen waren dat deze schatting te laag was. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof geen blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting en dat het niet onbegrijpelijk was. Bij het bepalen van de procesvergoeding heeft het Hof de factor voor het gewicht van de zaak op 1 gesteld, wat door de Hoge Raad werd bevestigd.

De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten op basis van artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van belanghebbende, waarmee de uitspraak van het Hof in stand blijft. Dit arrest is op 27 september 2000 vastgesteld en openbaar uitgesproken door de vice-president en de raadsheren.

Uitspraak

Nr. 35497
27 september 2000
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 11 juni 1999 op het verzet van belanghebbende tegen de beschikking van de Voorzitter van de Vierde Meervoudige Belastingkamer van dat Hof betreffende na te noemen verzoek om haar wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
Ten aanzien van belanghebbende is bij een aantal op één biljet verenigde beschikkingen van de Directeur van de dienst Gemeentebelastingen van de gemeente Amsterdam (hierna: de Directeur) de waarde van een aantal onroerende zaken voor het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000, vastgesteld.
De beschikkingen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Directeur gehandhaafd. Belanghebbende heeft een aanvankelijk bij het Hof ingesteld beroep tegen de uitspraak van de Directeur ingetrokken nadat partijen een compromis hadden gesloten. Bij de intrekking heeft belanghebbende tevens verzocht een afzonderlijke kostenveroordeling uit te spreken. De Voorzitter van de Vierde Meervoudige Belastingkamer heeft bij beschikking de Directeur veroordeeld tot een proceskostenvergoeding ten bedrage van f 710,--.
Het Hof heeft het verzet van belanghebbende tegen die beschikking gedeeltelijk gegrond verklaard.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld
De Directeur heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
Het Hof heeft het bedrag aan belasting dat minder zou zijn verschuldigd op grond van de stellingname van belanghebbende in de ingetrokken beroepzaak, geschat op meer dan f 2.000,-- maar minder dan f 15.000,--, en heeft vervolgens geoordeeld dat niet gesteld of gebleken is dat deze schatting te laag is. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan voor het overige als verweven met waarderingen van feitelijke aard in cassatie niet op zijn juistheid worden getoetst. Het is niet onbegrijpelijk. Uitgaande van dit oordeel heeft het Hof terecht bij het bepalen van de procesvergoeding de factor ter zake van het gewicht van de zaak gesteld op 1. Het middel faalt derhalve.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 27 september 2000 vastgesteld door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren A.G. Pos en L. Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier P.E. Bolle, en op die datum in het openbaar uitgesproken.