ECLI:NL:HR:2001:AA9245
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag loonbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot buitenlandse bestuurders
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die betrekking heeft op een naheffingsaanslag loonbelasting en premie volksverzekeringen voor het tijdvak van 1 januari 1990 tot en met 31 december 1990. De naheffingsaanslag bedraagt f 147.045,-- aan enkelvoudige belasting en premie, met een verhoging van 100 procent van de nageheven belasting, waarvan een deel is kwijtgescholden door de Inspecteur. Na bezwaar tegen de naheffingsaanslag heeft de Inspecteur deze gehandhaafd, waarna X B.V. in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop X B.V. cassatie heeft ingesteld.
In cassatie voert X B.V. verschillende klachten aan. Ten eerste stelt zij dat het Hof haar aanbod om ter zitting stukken over te leggen ter ondersteuning van haar stelling dat de betrokken werknemers tevens bestuurders waren van buitenlandse vennootschappen, heeft afgeslagen. De Hoge Raad oordeelt dat uit de uitspraak van het Hof niet blijkt dat een dergelijk aanbod is gedaan, waardoor deze klacht faalt.
Daarnaast betoogt X B.V. dat het Hof ten onrechte geen rekening heeft gehouden met loonbestanddelen die al in de heffing van de inkomstenbelasting voor het jaar 1990 zijn begrepen, zonder dat een vrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting is verleend. De Hoge Raad stelt vast dat deze stelling niet eerder door X B.V. is ingediend bij het Hof, waardoor ook deze klacht niet kan slagen.
Verder faalt de klacht dat de uitspraak niet in stand kan blijven omdat niet voldaan zou zijn aan artikel 14, lid 5, van het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten. De overige klachten leiden evenmin tot cassatie, en de Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep ongegrond.