ECLI:NL:HR:2001:AA9663
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- W.H. Heemskerk
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- A. Hammerstein
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Merkenrechtelijke geschil tussen Ansul B.V. en Ajax Brandbeveiliging B.V. over het gebruik van het merk 'Minimax'
In deze zaak gaat het om een merkenrechtelijk geschil tussen Ansul B.V. en Ajax Brandbeveiliging B.V. over het gebruik van het merk 'Minimax'. Ajax heeft Ansul op 8 februari 1995 gedagvaard voor de Rechtbank te Rotterdam, waarbij zij vorderingen heeft ingesteld tot vervallenverklaring en nietigverklaring van de merken 'Minimax' die op naam van Ansul staan ingeschreven. Ansul heeft hierop in reconventie gevorderd dat Ajax zich zou onthouden van het gebruik van het merk 'Minimax' en heeft een dwangsom geëist voor iedere overtreding. De Rechtbank heeft op 18 april 1996 de vorderingen van Ajax afgewezen en in reconventie Ansul in het gelijk gesteld, waarbij Ajax werd veroordeeld om het gebruik van het merk 'Minimax' te staken en een dwangsom te betalen.
Ajax heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 5 november 1998 het vonnis van de Rechtbank heeft vernietigd en de vorderingen van Ajax in conventie heeft toegewezen, terwijl de vorderingen van Ansul in reconventie zijn afgewezen. Ansul heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest van het Hof. De Hoge Raad heeft de zaak in cassatie behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal Langemeijer strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en verwijzing naar een ander Hof.
De Hoge Raad heeft vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen over de uitleg van 'normaal gebruik' in de zin van de merkenwetgeving. De Hoge Raad heeft de verdere beslissing aangehouden en het geding geschorst totdat het Hof van Justitie uitspraak heeft gedaan. De zaak betreft belangrijke vragen over de bescherming van merken en het gebruik daarvan in het economisch verkeer, en de Hoge Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen bij het formuleren van de prejudiciële vragen.