ECLI:NL:HR:2001:AA9704

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 januari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C99/142HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Neleman
  • W.H. Heemskerk
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • J.B. Fleers
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen afwijzing schadevergoeding door Rechtbank en Gerechtshof

In deze zaak heeft eiser tot cassatie, aangeduid als [eiser], op 17 mei 1993 verweerder in cassatie, aangeduid als [verweerder], gedagvaard voor de Rechtbank te Almelo. Eiser vorderde dat verweerder werd veroordeeld tot schadevergoeding, te berekenen bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 februari 1993. De Rechtbank heeft de vordering op 9 maart 1994 afgewezen. Eiser heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem. Het Hof heeft na tussenarresten van 13 juni 1995 en 13 februari 1996 op 17 december 1996 een deskundigenonderzoek bevolen en op 2 september 1997 een comparitie van partijen gelast. Uiteindelijk heeft het Hof op 29 december 1998 het bestreden vonnis bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het Hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent, die tot verwerping van het beroep adviseerde, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op ƒ 632,20 aan voorschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren W.H. Heemskerk, A.E.M. van der Putt-Lauwers, J.B. Fleers en A. Hammerstein, en is openbaar uitgesproken op 19 januari 2001.

Uitspraak

19 januari 2001
Eerste Kamer
Nr. C99/142HR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerder], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J.K. Franx.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploit van 17 mei 1993 verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de Rechtbank te Almelo en gevorderd bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [verweerder] te veroordelen tot vergoeding van schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 1993.
[Verweerder] heeft de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 9 maart 1994 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem.
Na tussenarresten van 13 juni 1995 en van 13 februari 1996 heeft het Hof bij tussenarrest van 17 december 1996 een deskundigenonderzoek bevolen, drie deskundigen benoemd en voor dat onderzoek een aantal vragen geformuleerd. Na deskundigenbericht heeft het Hof bij tussenarrest van 2 september 1997 een comparitie van partijen gelast. Bij eindarrest van 29 december 1998 heeft het Hof het bestreden vonnis bekrachtigd.
De arresten van het Hof van 13 juni 1995, 13 februari 1996, 17 december 1996 en 29 december 1998 zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de laatstvermelde vier arresten van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding in cassatie.
3. Beoordeling van het middel
Het middel faalt op de gronden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal Wesseling-Van Gent.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op ƒ 632,20 aan voorschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren W.H. Heemskerk, A.E.M. van der Putt-Lauwers, J.B. Fleers en A. Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.H. Heemskerk op 19 januari 2001.