ECLI:NL:HR:2001:AA9844
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- G.J. Zuurmond
- A.E. de Moor
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof te ‘s-Gravenhage over omzetbelasting gemeente Amsterdam
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage, die betrekking heeft op de omzetbelasting die de gemeente Amsterdam heeft voldaan over het tijdvak van 1 oktober 1995 tot en met 31 december 1995. De gemeente had op aangifte een bedrag van f 233.228,-- aan omzetbelasting voldaan, waartegen bezwaar was gemaakt bij de Inspecteur. De Inspecteur besloot echter geen teruggaaf van belasting te verlenen, wat leidde tot een beroepsprocedure bij het Gerechtshof te Amsterdam. De uitspraak van dit hof werd later door de Hoge Raad vernietigd, met verwijzing naar het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage voor verdere behandeling.
Het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage heeft de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en een teruggaaf van belasting verleend tot een bedrag van f 229.517,--. De Staatssecretaris heeft hiertegen beroep in cassatie ingesteld. In de cassatieprocedure heeft de Hoge Raad de ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het Hof uitgevoerd. Het Hof had geoordeeld dat de door de gemeente verleende dienst als economische activiteit moet worden aangemerkt, waarbij de gemeente optreedt als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de dienst die de gemeente verleent niet kan worden aangemerkt als de verhuur van een onroerende zaak, omdat er geen sprake is van terbeschikkingstelling door de gemeente. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd en de uitspraak van de Inspecteur bevestigd. Tevens is er geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig achtte voor een dergelijke veroordeling.