ECLI:NL:HR:2001:AA9898
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- C.H.M. Jansen
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid voor milieuschade na beëindiging huurovereenkomst
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een verhuurder, [verweerder], en de huurders, [eiser] c.s., over de aansprakelijkheid voor milieuschade die is ontstaan na de beëindiging van een huurovereenkomst. [Verweerder] heeft de huurders gedagvaard voor de Rechtbank te Zwolle, waarbij hij hen hoofdelijk aansprakelijk stelde voor schade die het gevolg was van verontreiniging van het gehuurde perceel. De Rechtbank heeft in haar eindvonnis van 20 november 1996 geoordeeld dat [eiser] c.s. voor 30% aansprakelijk waren voor de schade, maar het Gerechtshof te Arnhem heeft in hoger beroep deze aansprakelijkheid verhoogd naar 50%.
De Hoge Raad heeft de zaak in cassatie behandeld en geconcludeerd dat het Hof in zijn motivering tekort is geschoten. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het Gerechtshof en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelt dat [verweerder] in de kosten van het geding in cassatie wordt veroordeeld. De zaak is complex door de betrokkenheid van meerdere partijen en de lange juridische geschiedenis, die teruggaat tot de jaren '90, met verschillende vonnissen en arresten die elkaar opvolgden. De kern van het geschil draait om de vraag in hoeverre de huurders verantwoordelijk zijn voor de milieuschade die is ontstaan tijdens hun huurperiode en de gevolgen daarvan voor de aansprakelijkheid.