ECLI:NL:HR:2001:AA9901

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 februari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R99/115HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Neleman
  • R. Herrmann
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • H.A.M. Aaftink
  • A. Hammerstein
  • W.H. Heemskerk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de rechtsgeldigheid van ontslag en loonbetaling bij arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiser, werkzaam bij Filtec N.V., een verzoekschrift ingediend bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba om zijn laatstgenoten salaris te vorderen, vermeerderd met wettelijke rente, na een ontslag op staande voet. Eiser was sinds 10 oktober 1996 arbeidsongeschikt en ontving een uitkering van de Sociale Verzekeringsbank, die eindigde op 8 augustus 1997. Filtec heeft het ontslag op staande voet ingediend op 20 december 1996, maar het Gerecht in Eerste Aanleg heeft in een vonnis van 29 april 1998 Filtec veroordeeld om aan eiser zijn salaris te betalen voor de periode van 8 augustus tot 23 december 1997. Filtec ging in hoger beroep, maar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft de vorderingen van eiser afgewezen in een vonnis van 16 maart 1999. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Hof ten onrechte niet heeft onderzocht of Filtec de zorgplicht had om te kijken naar ander passend werk voor eiser, waarvoor hij arbeidsgeschikt was. De Hoge Raad oordeelde dat Filtec, na het nietige ontslag op staande voet, niet had voldaan aan haar verplichting om naar ander werk voor eiser te zoeken. De Hoge Raad verwierp het beroep van eiser, maar veroordeelde hem wel in de kosten van het geding in cassatie. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers bij ontslag en de verplichting om te onderzoeken of er passend werk beschikbaar is voor werknemers die arbeidsongeschikt zijn.

Uitspraak

9 februari 2001
Eerste Kamer
Nr. R99/115HR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], wonende op Aruba, Nederlandse Antillen,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M.R. Mantz,
t e g e n
de naamloze vennootschap FILTEC N.V., gevestigd op Aruba, Nederlandse Antillen,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. T.H. Tanja-van den Broek.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 19 juni 1997 ter griffie van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba ingediend verzoekschrift heeft eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gevorderd op verkorte termijn bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, verweerster in cassatie - verder te noemen: Filtec - te veroordelen het door [eiser] laatstgenoten salaris ad Afl. 15,97 per uur vanaf 21 december 1996, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juni 1997, door te betalen totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd.
Filtec heeft geconcludeerd [eiser] in zijn vordering niet-ontvankelijk te verklaren, althans hem deze te ontzeggen.
Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba heeft bij vonnis van 29 april 1998 Filtec veroordeeld aan [eiser] te betalen het laatstgenoten salaris ad Afl. 639,-- bruto per week vanaf 8 augustus tot 23 december 1997, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juni 1997 tot aan de dag der algehele voldoening en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft Filtec hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. Zij heeft gevorderd dat het Hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de in eerste aanleg geformuleerde vordering alsnog af te wijzen.
Bij vonnis van 16 maart 1999 heeft het Hof, rechtdoende in hoger beroep, het vonnis waarvan beroep vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen afgewezen. Het vonnis van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Filtec heeft een verweerschrift ingediend en de zaak doen toelichten door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Eiser] is op 8 september 1992 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Filtec. Hij werkte laatstelijk als meewerkend voorman.
(ii) Vanaf 10 oktober 1996 was [eiser] arbeidsongeschikt. Hij ontving daarom een uitkering van de Sociale Verzekeringsbank. Deze uitkering liep af op 8 augustus 1997, omdat op dat tijdstip de maximale uitkeringstermijn was bereikt.
(iii) Bij brief van 20 december 1996 heeft Filtec [eiser] op staande voet ontslagen. Bij brief van 12 juni 1997 heeft de gemachtigde van [eiser] daartegen geprotesteerd.
(iv) De arbeidsovereenkomst tussen partijen is bij rechterlijke uitspraak van 23 december 1997 per die datum ontbonden.
3.2 [Eiser] heeft - voorzover in cassatie nog van belang - doorbetaling van loon gevorderd vanaf 8 augustus 1997 tot 23 december 1997. Het Gerecht in Eerste Aanleg heeft die vordering toegewezen. In hoger beroep heeft het Hof de vordering afgewezen. Het heeft daartoe als volgt overwogen.
"4.2 (…) Volgens Filtec was [eiser] op 8 augustus 1997 nog immer ongeschikt de overeengekomen arbeid te verrichten. Hij heeft derhalve geen recht op loon.
4.3 [Eiser] bestrijdt die stelling gemotiveerd. Volgens hem was hij per 8 augustus 1997 in staat tot het verrichten van arbeid zij het - zoals de eerste rechter heeft overwogen in punt 4.4 van het aangevallen vonnis - met de beperking, dat hij geen zwaar werk mocht verrichten vanwege zijn rugkwaal.
4.4 Filtec betwist niet dat zij, gelijk de eerste rechter heeft overwogen, niet bereid is geweest om eiser zijn werk te laten hervatten. Zij betwist in hoger beroep ook niet langer dat het aan [eiser] gegeven ontslag niet rechtsgeldig is gegeven.
4.5 Filtec is gelet op het voorgaande gehouden aan [eiser] zijn loon te betalen behoudens in het geval dat zij terecht het standpunt heeft ingenomen dat [eiser] op 8 augustus 1997 arbeidsongeschikt was en dus niet tot het verrichten van de bedongen prestatie (het verrichten van de werkzaamheden van meewerkend voorman) in staat was.
4.6 Filtec heeft aangevoerd en [eiser] heeft onvoldoende weersproken, dat de door [eiser] te vervullen taak mede omvat het verrichten van zwaar lichamelijk werk. Gelet op het door [eiser] zelf ingenomen standpunt voor wat betreft de beperkingen die hem door zijn gezondheidstoestand worden opgelegd, moet als vaststaand worden aangenomen dat die beperkingen er op genoemde datum van 8 augustus 1997 aan in de weg stonden dat [eiser] zijn werk als meewerkend voorman kon uitvoeren.
4.7 Tegen dit alles heeft [eiser] weliswaar nog aangevoerd dat er voldoende ander personeel beschikbaar was om het zware deel van zijn taak uit te voeren, maar zulks is echter onvoldoende om aan te nemen dat hij arbeidsgeschikt was. Eerder valt uit die stelling het tegendeel af te leiden, zodat het argument geen hout snijdt. Ook de omstandigheid dat Filtec mogelijk ander werk voor [eiser] zou hebben kunnen vinden kan aan het voorgaande niet afdoen."
3.3 De klachten van het middel zijn vervat in de onderdelen 3 en 4; deze houden het volgende in.
Het Hof is er kennelijk van uitgegaan dat het niet behoefde te onderzoeken of op Filtec de zorgplicht rustte te onderzoeken of binnen het bedrijf voor [eiser] de mogelijkheid bestond werk te vinden waarvoor hij wél arbeidsgeschikt was. Het Hof had dit onderzoek niet mogen nalaten, nu de arbeidsongeschiktheid van [eiser] te wijten is aan het zware werk dat hij in het bedrijf moest verrichten, en [eiser] bovendien onvoldoende weersproken heeft gesteld dat binnen het bedrijf voldoende passend werk voorhanden is. Het Hof heeft ten onrechte slechts onderzocht of [eiser] arbeidsgeschikt was voor het werk als meewerkend voorman (onderdeel 3).
Het komt voor risico van Filtec dat zij na het (nietige) ontslag op staande voet niet naar ander passend werk voor [eiser] heeft uitgekeken (onderdeel 4).
3.4 De onderdelen houden - naar de kern genomen - de klacht in dat het Hof ten onrechte heeft nagelaten te onderzoeken of Filtec de mogelijkheid had [eiser] passend werk te laten verrichten, waarvoor hij wel arbeidsgeschikt was. De onderdelen falen. Het Hof is begrijpelijkerwijze uitgegaan van het aanbod van [eiser] vanaf 8 augustus 1997 de bedongen arbeid te verrichten, terwijl het Hof kennelijk en niet onbegrijpelijk heeft geoordeeld dat enig tijdig en passend aanbod tot het verrichten van ander werk door [eiser] niet is gedaan. Onder die omstandigheden kan niet gezegd worden dat voor Filtec - die overigens heeft ontkend dat passend werk voorhanden was - de verplichting bestond naar ander passend werk voor [eiser] te zoeken.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Filtec begroot op ƒ 270,-- aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren R. Herrmann, A.E.M. van der Putt-Lauwers, H.A.M. Aaftink en A. Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.H. Heemskerk op 9 februari 2001.