ECLI:NL:HR:2001:AA9955
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- H.A.M. Aaftink
- P.C. Kop
- W.H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de beschikking van de Rechtbank te Zutphen inzake terugvordering uitkering door de Gemeente Zutphen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 februari 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil tussen [verzoeker] en de Gemeente Zutphen. De Gemeente had op 18 juli 1997 een verzoekschrift ingediend bij het Kantongerecht te Zutphen, waarin zij verzocht om terugbetaling van een uitkering die aan [verzoeker] was verstrekt. De Gemeente vorderde een bedrag van ƒ 16.956,08, te voldoen in maandelijkse termijnen van ƒ 250,--. De Kantonrechter heeft in een tussenbeschikking van 25 juni 1998 partijen in de gelegenheid gesteld om nadere inlichtingen te verstrekken. In de eindbeschikking van 24 november 1998 werd de vordering van de Gemeente tegen [verzoeker] toegewezen, maar werd de Gemeente niet-ontvankelijk verklaard voor zover het verzoek betrekking had op [betrokkene A].
[Verzoeker] ging in hoger beroep bij de Rechtbank te Zutphen, die op 13 januari 2000 de beschikking van de Kantonrechter bekrachtigde. Hierop heeft [verzoeker] cassatie ingesteld. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank ten onrechte het bewijsaanbod van [verzoeker] had gepasseerd. Dit bewijsaanbod betrof het leveren van tegenbewijs tegen de stelling dat [verzoeker] en [betrokkene A] in de relevante periode samenwoonden. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de Rechtbank en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens werd de Gemeente veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verzoeker] werden begroot op ƒ 3.640,--.