ECLI:NL:HR:2001:AA9966
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- A.E.M. Van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- W.H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Terugvordering bijstandsbedrag door de Gemeente na ontvangen vergoeding door verzoeker
In deze zaak gaat het om een verzoek tot terugvordering van bijstandsuitkeringen door de Gemeente 's-Gravenhage aan verzoekers tot cassatie, [verzoeker 1] en [verzoekster 2]. De Gemeente heeft verzocht om een bedrag van ƒ 30.912,22 terug te vorderen, dat is verstrekt in de periode van 22 november 1991 tot 14 januari 1993. Dit verzoek is ingediend bij de Kantonrechter te 's-Gravenhage op 12 september 1996. De Kantonrechter heeft op 27 augustus 1997 het verzoek toegewezen, waarop verzoekers in hoger beroep zijn gegaan bij de Rechtbank te 's-Gravenhage. De Rechtbank heeft op 20 maart 2000 de beschikking van de Kantonrechter bekrachtigd, wat leidde tot een cassatieprocedure door verzoekers.
In cassatie is de vraag aan de orde of de vergoeding die [verzoeker 1] van zijn voormalige werkgever heeft ontvangen, moet worden aangemerkt als inkomen. De Hoge Raad oordeelt dat de vergoeding, die is verstrekt als aanvulling op een uitkering, wel degelijk als inkomen moet worden beschouwd. Dit oordeel is gebaseerd op de overweging dat de vergoeding bedoeld is om het lagere inkomen na beëindiging van het dienstverband aan te vullen. De Hoge Raad concludeert dat de Gemeente terecht tot terugvordering kon overgaan, omdat verzoekers deze ontvangen bedragen niet aan de Gemeente hebben gemeld.
De Hoge Raad verwerpt het beroep van verzoekers en bevestigt de eerdere uitspraken van de lagere rechters. De beslissing is openbaar uitgesproken op 9 februari 2001 door de raadsheer W.H. Heemskerk, met de overige raadsheren R. Herrmann, A.E.M. Van der Putt-Lauwers en H.A.M. Aaftink.