ECLI:NL:HR:2001:AB0030
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- W.H. Heemskerk
- C.H.M. Jansen
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vergoeding van proceskosten in tuchtzaak tegen arts
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van een arts tegen een beslissing van het Gerechtshof te Leeuwarden. De arts had eerder te maken met een klacht van de inspecteurs voor de gezondheidszorg, die leidde tot een ontzegging van de bevoegdheid om de geneeskunst uit te oefenen door het Regionaal Tuchtcollege te Groningen. Deze beslissing werd echter door het Gerechtshof op 22 september 1999 vernietigd, waarbij de klacht van de inspecteurs ongegrond werd verklaard. De arts verzocht vervolgens om vergoeding van de kosten die hij had gemaakt in verband met de behandeling van de klacht, maar het Hof verklaarde hem niet-ontvankelijk in dit verzoek bij beschikking van 24 mei 2000. De arts ging in cassatie tegen deze beslissing.
De Hoge Raad oordeelt dat het Gerechtshof in zijn beslissing van 22 september 1999 ten onrechte geen uitspraak heeft gedaan over de vergoeding van de kosten, zoals vereist door artikel 69 van het Reglement Medisch Tuchtrecht. De Hoge Raad stelt vast dat het Hof ambtshalve had moeten bepalen of en in hoeverre de kosten uit 's Rijks kas vergoed zouden moeten worden. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van het Gerechtshof en verwijst de zaak terug voor verdere behandeling. Tevens wordt bepaald dat de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van de arts worden vergoed.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de verplichting van de tuchtrechter om bij eindbeslissingen ook de vraag van kostenvergoeding te overwegen. De Hoge Raad bevestigt dat het verzoek van de arts om aanvulling van de eerdere beslissing terecht was, en dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd door dit verzoek niet te honoreren.