ECLI:NL:HR:2001:AB0508
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- G.J. Zuurmond
- A.E. de Moor
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vrijstelling van omzetbelasting bij invoer van een verhuisboedel
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, die door de Inspecteur op 16 april 1996 was uitgenodigd tot betaling van invoerrecht en omzetbelasting. Het bezwaar van belanghebbende tegen deze uitnodiging werd door de Inspecteur afgewezen, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde belanghebbende niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen een uitspraak van de Tariefcommissie en bevestigde de uitspraak van de Inspecteur. Belanghebbende stelde cassatie in tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende op 23 september 1993 een verzoek om vrijstelling van belastingen bij invoer had ingediend voor een verhuisboedel, inclusief een auto. De auto was eerder in België aangeschaft en door belanghebbende gebruikt voordat deze naar Nederland werd gebracht. De Inspecteur concludeerde dat belanghebbende niet voldeed aan de voorwaarden voor vrijstelling, wat leidde tot de uitnodiging tot betaling.
Het Hof oordeelde dat de beslissing van de Tariefcommissie, die belanghebbende geen recht op vrijstelling van invoerrecht verleende, ook van toepassing was op de omzetbelasting. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de regels voor omzetbelasting en invoerrecht overeenkomen. De Hoge Raad verwierp de middelen van belanghebbende, die stelden dat het Nederlandse recht in strijd was met het EVRM en dat er geen onttrekking van goederen had plaatsgevonden.
De Hoge Raad concludeerde dat de middelen niet tot cassatie konden leiden, omdat de aangifte van de goederen voor het vrije verkeer leidde tot beëindiging van de douaneregeling zonder dat een vrijstelling van toepassing was. De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten.