ECLI:NL:HR:2001:AB0509
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- G.J. Zuurmond
- A.E. de Moor
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag belasting van personenauto's en motorrijwielen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X, woonachtig te Z (Duitsland), tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 2 maart 2000. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen, waarbij aan belanghebbende een naheffingsaanslag is opgelegd met een verhoging van de nageheven belasting van honderd procent. De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag kwijtschelding verleend tot op vijfentwintig procent. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag verminderd tot f 34.183 en de verhoging geheel kwijtgescholden. Belanghebbende is vervolgens in beroep gegaan bij het Hof, dat hem in zijn beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard voor zover dit gericht was tegen een uitspraak van de Tariefcommissie, en de uitspraak van de Inspecteur voor het overige heeft bevestigd.
Belanghebbende heeft cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. In cassatie is vastgesteld dat belanghebbende op 23 september 1993 een verzoek om vrijstelling van belastingen bij invoer heeft ingediend voor een verhuisboedel, waaronder een Mercedes 300 TD Automaat. De auto was in 1992 besteld en in 1993 afgeleverd. De Inspecteur concludeerde echter dat belanghebbende niet aan de voorwaarden voor de vrijstelling had voldaan, wat leidde tot de naheffingsaanslag.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het Hof terecht heeft vastgesteld dat de rechten bij invoer verschuldigd zijn geworden, en dat de belasting in geschil ook verschuldigd is. Het tweede middel van belanghebbende, dat betoogt dat het Nederlandse recht in strijd is met artikel 6 van het EVRM, faalt omdat de beslissing omtrent de verschuldigde belasting niet kan worden aangemerkt als een 'determination of his civil rights and obligations' zoals bedoeld in artikel 6, lid 1, EVRM. De Hoge Raad heeft het beroep ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.