ECLI:NL:HR:2001:AB0511
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- A.E. de Moor
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en de rol van maatschapsstructuren
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan belanghebbende is opgelegd over het tijdvak van 1 januari 1992 tot en met 31 december 1996, ter hoogte van ƒ 174.435. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof heeft de aanslag verminderd tot ƒ 49.329 aan enkelvoudige belasting, waarop de Staatssecretaris cassatie heeft ingesteld.
Belanghebbende, die actief is in de veehouderij, is enig aandeelhoudster van B B.V. en samen met een internist, A, directeur van deze vennootschap. De vennootschap is lid van een maatschap, maar er is geen fiscale eenheid tussen belanghebbende en B B.V. De naheffingsaanslag is opgelegd naar aanleiding van een boekenonderzoek, waarbij de Inspecteur een bedrag van ƒ 125.106 heeft begrepen ter zake van doorbetalingen aan belanghebbende.
De Hoge Raad heeft het beroep van de Staatssecretaris ongegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat de door belanghebbende ontvangen doorbetalingen van het winstaandeel van B B.V. uit de maatschap niet zijn aan te merken als prestaties die voor de heffing van omzetbelasting relevant zijn. De Hoge Raad bevestigt dat er geen aannemelijk verband is aangetoond tussen de betalingen door B B.V. aan belanghebbende en enige prestatie van belanghebbende aan B B.V. De Staatssecretaris wordt veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op ƒ 1420 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.