ECLI:NL:HR:2001:AB0516
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Hoge Raad oordeelt over premie volksverzekeringen en Europese vrijheden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 maart 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een aanslag in de loonbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1994. De belanghebbende, die van september 1989 tot 1 juli 1994 in Nederland woonde en werkte, ontving een aanslag gebaseerd op een belastbaar inkomen van ƒ 169.469, inclusief ƒ 13.445 aan premie volksverzekeringen. Na bezwaar en beroep bij het Hof, dat de aanslag handhaafde, heeft de belanghebbende cassatie ingesteld. De Advocaat-Generaal concludeerde tot vernietiging van de uitspraak van het Hof en vermindering van de aanslag.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de belanghebbende na haar remigratie naar het Verenigd Koninkrijk niet meer in Nederland verzekerd was en dat de premie die zij in Nederland verschuldigd was, niet in verhouding stond tot de werkzaamheden die zij in Nederland had verricht. De Hoge Raad oordeelde dat de Nederlandse wetgeving, die geen tijdsevenredige verlaging van het premie-jaarmaximum voorziet voor werknemers die in de loop van het jaar naar een andere lidstaat verhuizen, in strijd is met artikel 48 EG-Verdrag. Dit artikel waarborgt de vrijheid van werknemersverkeer binnen de EU.
De Hoge Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verminderde de aanslag tot een bedrag dat in verhouding stond tot de daadwerkelijk in Nederland verrichte werkzaamheden. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld tot vergoeding van griffierechten en proceskosten aan de belanghebbende. Dit arrest benadrukt de noodzaak van een eerlijke en evenredige premieheffing in overeenstemming met de Europese regelgeving.