ECLI:NL:HR:2001:AB0576
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- A. Hammerstein
- P. Lourens
- E. Korthals Altes
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de overdracht van aandelen in een vennootschap en de beoordeling van cassatiemiddelen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 maart 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de overdracht van aandelen in de vennootschap [A] B.V. De zaak is voortgekomen uit eerdere arresten van de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin [verweerster 2] was veroordeeld om haar aandelen aan VWB over te dragen. De prijs voor de aandelen was vastgesteld op ƒ 100.000 per 31 december 1997. Eiser heeft cassatie ingesteld tegen de arresten van het Hof van 22 augustus 1996 en 28 oktober 1999, waarin de Ondernemingskamer de stelling van VWB dat zij afstand had gedaan van haar recht om de vordering tot uitkoop in te stellen, als te vaag heeft gepasseerd. De Hoge Raad heeft de middelen van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen niet voldeden aan de eisen die aan een cassatiemiddel worden gesteld, en dat de Ondernemingskamer haar oordeel voldoende had gemotiveerd. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De uitspraak is gedaan door een kamer van de Hoge Raad, onder leiding van vice-president R.J.J. Jansen, en is openbaar uitgesproken.