ECLI:NL:HR:2001:AB0807
Hoge Raad
- Cassatie
- C.H.M. Jansen
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- W.H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Vordering tot nakoming van een koopovereenkomst met betrekking tot onroerende zaak en bodemvervuiling
In deze zaak gaat het om een vordering van [verweerder] tegen [eiser] tot nakoming van een koopovereenkomst die betrekking heeft op een benzinestation en de daarbij behorende onroerende zaken. De koopovereenkomst, gesloten op 22 maart 1990, bevatte een ontbindende voorwaarde die betrekking had op bodemvervuiling. Indien uit bodemonderzoek zou blijken dat de bodem vervuild was, had [verweerder] het recht om de overeenkomst te ontbinden. Op 4 mei 1990 werd een aanvullende overeenkomst gesloten, waarbij [verweerder] een beroep deed op de ontbindende voorwaarde, maar onder de opschortende voorwaarde dat uiterlijk vóór 31 december 1990 een definitief standpunt zou worden bepaald op basis van de onderzoeksgegevens.
De Rechtbank te Leeuwarden heeft in eerste aanleg de vorderingen van [verweerder] afgewezen, omdat zij van oordeel was dat de opschortende voorwaarde niet was vervuld. [Verweerder] ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te Leeuwarden, dat in een tussenarrest van 10 februari 1999 de partijen in de gelegenheid stelde om zich uit te laten over de door [verweerder] opgevoerde kosten. [Eiser] heeft cassatie ingesteld tegen het tussenarrest van het Hof.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het Hof de relevante stellingen van [eiser] onvoldoende in zijn oordeel heeft betrokken. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het Gerechtshof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens wordt [verweerder] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [eiser] zijn begroot op ƒ 2.670,39 aan verschotten en ƒ 3.500,-- voor salaris.