ECLI:NL:HR:2001:AB0902

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 april 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C99/191HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H.J. Mijnssen
  • W.H. Heemskerk
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • H.A.M. Aaftink
  • P.C. Kop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van de vordering van EQUIPE COMMERCIALE BVBA tegen de Staat der Nederlanden en de Ontvanger van de Belastingdienst

In deze zaak heeft EQUIPE COMMERCIALE BVBA, gevestigd te Puurs, België, de Staat der Nederlanden en de Ontvanger van de Belastingdienst gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage. Eiseres vorderde een bedrag van ƒ 64.021,29, vermeerderd met wettelijke rente, op basis van een geschil dat ontstond na een eerdere afwijzing van haar vordering door de Rechtbank op 17 september 1997. Eiseres ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 18 februari 1999 het vonnis van de Rechtbank bekrachtigde. Tegen dit arrest heeft EQUIPE cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het cassatiemiddel niet voldoet aan de eisen van artikel 407 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waardoor de vordering van EQUIPE niet-ontvankelijk werd verklaard. De Hoge Raad heeft EQUIPE bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Staat en de Ontvanger zijn begroot op respectievelijk ƒ 632,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.

De uitspraak is gedaan door de vice-president F.H.J. Mijnssen als voorzitter en de raadsheren W.H. Heemskerk, A.E.M. van der Putt-Lauwers, H.A.M. Aaftink en P.C. Kop, en is openbaar uitgesproken op 6 april 2001.

Uitspraak

6 april 2001
Eerste Kamer
Nr. C99/191HR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
de rechtspersoon naar het recht van België EQUIPE COMMERCIALE BVBA, gevestigd te Puurs, België,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.G.E. de Vries,
t e g e n
1. DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie),
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. G.J.H. Houtzagers,
2. DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST PARTICULIEREN/ONDERNEMINGEN ROOSENDAAL (voorheen de Ontvanger der Directe Belastingen te Roosendaal), kantoorhoudende te Roosendaal (gemeente Roosendaal en Nispen),
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. H.D.O. Blauw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: Equipe - heeft bij exploit van 30 september 1996 - verweerders tot cassatie verder te noemen: de Staat en de Ontvanger - gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd de Staat en de Ontvanger te veroordelen, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan Equipe te voldoen de som van ƒ 64.021,29, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van deze dagvaarding.
De Staat en de Ontvanger hebben de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 17 september 1997 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft Equipe hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 18 februari 1999 heeft het Hof het bestreden vonnis bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft Equipe beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat en de Ontvanger hebben, ieder afzonderlijk, geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten. Voor de Staat is de zaak mede toegelicht door mr. D. Stoutjesdijk, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
Het middel bestaat uit 2 onderdelen. Onderdeel 1, gericht tegen rov. 3 van het bestreden arrest, kan niet tot cassatie leiden omdat het niet voldoet aan de eisen die ingevolge art. 407 lid 2 Rv. aan een cassatiemiddel moeten worden gesteld. Dit brengt mee dat ook onderdeel 2, dat is gericht tegen 's Hofs rov. 4, niet tot cassatie kan leiden. 's Hofs rov. 3 draagt de beslissing van het Hof immers zelfstandig zodat Equipe geen belang heeft bij onderdeel 2. Het kan daarom niet tot cassatie leiden, ook al zou het gegrond worden bevonden. Equipe moet derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard in haar beroep.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart Equipe niet-ontvankelijk in haar beroep;
veroordeelt Equipe in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op ƒ 632,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris, en aan de zijde van de Ontvanger begroot op ƒ 632,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H.J. Mijnssen als voorzitter en de raadsheren W.H. Heemskerk, A.E.M. van der Putt-Lauwers, H.A.M. Aaftink en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.H. Heemskerk op 6 april 2001.