ECLI:NL:HR:2001:AB0902
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- W.H. Heemskerk
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie van de vordering van EQUIPE COMMERCIALE BVBA tegen de Staat der Nederlanden en de Ontvanger van de Belastingdienst
In deze zaak heeft EQUIPE COMMERCIALE BVBA, gevestigd te Puurs, België, de Staat der Nederlanden en de Ontvanger van de Belastingdienst gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage. Eiseres vorderde een bedrag van ƒ 64.021,29, vermeerderd met wettelijke rente, op basis van een geschil dat ontstond na een eerdere afwijzing van haar vordering door de Rechtbank op 17 september 1997. Eiseres ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 18 februari 1999 het vonnis van de Rechtbank bekrachtigde. Tegen dit arrest heeft EQUIPE cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het cassatiemiddel niet voldoet aan de eisen van artikel 407 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waardoor de vordering van EQUIPE niet-ontvankelijk werd verklaard. De Hoge Raad heeft EQUIPE bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Staat en de Ontvanger zijn begroot op respectievelijk ƒ 632,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.
De uitspraak is gedaan door de vice-president F.H.J. Mijnssen als voorzitter en de raadsheren W.H. Heemskerk, A.E.M. van der Putt-Lauwers, H.A.M. Aaftink en P.C. Kop, en is openbaar uitgesproken op 6 april 2001.