ECLI:NL:HR:2001:AB1066
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- R. Herrmann
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- J.B. Fleers
- P.C. Kop
- W.H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van raadsman voor tekortkomingen in strafzaak
In deze zaak heeft eiser tot cassatie, [eiser], verweerder in cassatie, [verweerder], gedagvaard voor de Rechtbank te Utrecht. [Eiser] vorderde dat [verweerder] toerekenbaar tekortgeschoten was in zijn rol als raadsman tijdens de strafzaak van [eiser] bij het Hof te Amsterdam op 23 december 1992. [Eiser] stelde dat hij door een brief van [verweerder] in de veronderstelling was gebracht dat de zitting zou worden uitgesteld, en dat hij niet op de hoogte was gesteld dat de zitting toch doorging. De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 11 december 1996 [eiser] toegelaten tot bewijslevering, maar heeft bij eindvonnis van 4 maart 1998 de vordering afgewezen. Het Gerechtshof te Amsterdam bekrachtigde deze vonnissen in zijn arrest van 18 maart 1999. Hierop heeft [eiser] cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en geoordeeld dat [eiser] niet in zijn bewijs is geslaagd. De Hoge Raad oordeelde dat de bewijslast bij [eiser] lag en dat het Hof terecht had overwogen dat er geen aanleiding was voor een andere bewijslastverdeling. De Hoge Raad heeft de kosten van het geding in cassatie aan [eiser] opgelegd, begroot op ƒ 632,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman en de raadsheren R. Herrmann, A.E.M. van der Putt-Lauwers, J.B. Fleers en P.C. Kop, en openbaar uitgesproken door raadsheer W.H. Heemskerk op 13 april 2001.