ECLI:NL:HR:2001:AB1075
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- W.H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Cassatieverzoek inzake Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen
In deze zaak hebben verzoekers, [Verzoekster 1] en [Verzoeker 2], een cassatieverzoek ingediend bij de Hoge Raad op 23 januari 2001. Het verzoek betreft de toepassing van de Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ) en de rechtmatigheid van de eerdere beslissingen van de Rechtbank te Utrecht. De Hoge Raad heeft op 13 april 2001 uitspraak gedaan. De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft in zijn conclusie geadviseerd om verzoekster sub 1 niet-ontvankelijk te verklaren in haar cassatieberoep en de Hoge Raad onbevoegd te verklaren om kennis te nemen van het verzoek om schadevergoeding, dat volgens de wet bij de Rechtbank te Utrecht ingediend had moeten worden.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de verzoeken van verzoekers niet ontvankelijk zijn, omdat de Hoge Raad niet bevoegd is om te oordelen over het verzoek om schadevergoeding. De zaak is vervolgens verwezen naar de Rechtbank te Utrecht voor verdere behandeling. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de eerdere beslissingen van de Rechtbank, die betrekking hebben op de bewaring en opname van verzoekster sub 1, niet door de beugel kunnen, maar dat de Hoge Raad zich onbevoegd moet verklaren om op het verzoek om schadevergoeding te beslissen. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen in zaken die de BOPZ betreffen en de rol van de Hoge Raad in dergelijke procedures.