ECLI:NL:HR:2001:AB1117

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 april 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
36069
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.G. Pos
  • L. Monné
  • P.J. van Amersfoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waarde vaststelling onroerende zaak en cassatieprocedure

In deze zaak gaat het om de vaststelling van de waarde van een onroerende zaak, gelegen aan de a-straat 1 te Q, voor het tijdvak van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000. De waarde is vastgesteld op f 144.000. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de Directeur Gemeentebelastingen van de gemeente Amsterdam heeft de beschikking gehandhaafd. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij het Gerechtshof, dat het beroep ongegrond heeft verklaard. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.

Vervolgens heeft de belanghebbende cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. Het beroepschrift in cassatie is eveneens aan het arrest gehecht. De gemeente Amsterdam heeft een verweerschrift ingediend, waarop de belanghebbende een conclusie van repliek heeft gegeven. De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld.

De Hoge Raad oordeelt dat de verschillen in gebruikte bouwmaterialen tussen het betrokken object en andere vergelijkbare objecten niet noodzakelijkerwijs leiden tot verschillen in de waarde in het economische verkeer. Dit geldt ook voor de aanwezigheid van asbest in de gevel van het object. Het Hof heeft voldoende onderbouwd dat de waarde van de onroerende zaak juist is vastgesteld, en de klachten van de belanghebbende falen.

De Hoge Raad concludeert dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is gewezen door de raadsheer A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en P.J. van Amersfoort, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en is openbaar uitgesproken op 18 april 2001.

Uitspraak

Nr. 36069
18 april 2001
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 28 februari 2000, nr. 98/05512, betreffende na te melden beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken.
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als a-straat 1 te Q, voor het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000 vastgesteld op f 144.000.
Op het door belanghebbende tegen die beschikking gemaakte bezwaar heeft de Directeur Gemeentebelastingen van de gemeente Amsterdam de beschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. Anders dan belanghebbende in cassatie evenals voor het Hof betoogt, behoeven verschillen in gebruikte bouwmaterialen tussen het betrokken object en andere, overigens vergelijkbare objecten niet noodzakelijkerwijs te leiden tot verschillen in de waarde in het economische verkeer. Hetzelfde geldt voor de aanwezigheid van asbest in de gevel van het object. Het oordeel van het Hof dat laatstbedoelde omstandigheid en de overige hoedanigheden van de woning in verhouding tot de door de Directeur aangegevoerde vergelijkingsobjecten voldoende tot uitdrukking zijn gebracht in de lagere m2-prijs die voor het object is gehanteerd, en het oordeel dat de Directeur voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde juist is vastgesteld, zijn oordelen van feitelijke aard. Zij behoeven geen nadere motivering en kunnen in cassatie niet op hun juistheid worden getoetst. De tegen die oordelen gerichte klachten falen derhalve.
3.2. De klachten kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nu de klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en P.J. van Amersfoort, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2001