ECLI:NL:HR:2001:AB1788
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de vaststelling van verlies in de inkomstenbelasting en willekeurige afschrijving
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 28 juni 2000, nr. BK-99/817, betreffende de beschikking van de Inspecteur inzake de vaststelling van het verlies van het jaar 1997. De Inspecteur had aan belanghebbende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van nihil opgelegd, uitgaande van een belastbaar inkomen van ƒ 10.503. Op 19 januari 1999 heeft de Inspecteur de beschikking inzake het verlies van het jaar 1997 vastgesteld op nihil, welke beschikking na bezwaar door de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur heeft bevestigd. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de vraag behandeld of willekeurige afschrijving op de door belanghebbende overgenomen bedrijfsmiddelen mogelijk is. Het Hof had geoordeeld dat dit niet het geval is. De Hoge Raad bevestigt dit oordeel en stelt dat bij geruisloze doorschuiving op de voet van artikel 17 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 degene die de onderneming voortzet, de fiscale positie van degene die de onderneming overdraagt, dient te continueren. Willekeurige afschrijving is geen stelsel van afschrijving, maar een faciliteit die onder bepaalde voorwaarden kan worden toegepast. De Hoge Raad concludeert dat belanghebbende niet kan kiezen voor willekeurige afschrijving, omdat hij in beginsel het door zijn voorganger gevolgde winstbepalingsstelsel overneemt.
De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 11 april 2001 door de vice-president R.J.J. Jansen, met de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot en D.G. van Vliet, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff.