ECLI:NL:HR:2001:AB2020
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- W.H. Heemskerk
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over overlijdensschade en aansprakelijkheid van werkgever bij asbestose
In deze zaak hebben eiseressen, de weduwe en dochter van [betrokkene A], Hertel B.V. aangeklaagd voor schadevergoeding na het overlijden van [betrokkene A] als gevolg van asbestose. [Betrokkene A] was van 1955 tot 1980 in dienst bij Hertel en is in 1992 overleden aan de gevolgen van deze ziekte. De Kantonrechter heeft de vorderingen van eiseressen afgewezen, maar de Rechtbank te Amsterdam heeft in hoger beroep geoordeeld dat de vorderingen niet waren verjaard en dat Hertel aansprakelijk was voor de schade. Echter, de Rechtbank heeft de vorderingen van eiseressen afgewezen, met uitzondering van de kosten van lijkbezorging, omdat de gevorderde overlijdensschade onvoldoende was onderbouwd.
Eiseressen hebben cassatie ingesteld tegen deze beslissing. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat eiseres 2 niet-ontvankelijk is in haar beroep en dat eiseres 1 niet-ontvankelijk is in haar beroep tegen het vonnis van 10 juni 1998. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen en eiseressen in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat de vorderingen van eiseressen onvoldoende waren onderbouwd, wat leidde tot de afwijzing van hun claims. De Hoge Raad bevestigde dat de Rechtbank terecht had geoordeeld dat de schade niet voldoende was toegelicht en dat de vorderingen van eiseressen niet konden worden toegewezen.