ECLI:NL:HR:2001:AB2144
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- W.H. Heemskerk
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie over verhaalsrecht van de Ontvanger van de Belastingdienst op [verweerster] in het kader van de Invorderingswet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 juni 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Ontvanger van de Belastingdienst en [verweerster]. De Ontvanger had [verweerster] gedagvaard voor de Rechtbank te Middelburg, waarbij hij betaling van ƒ 95.767,50 vorderde, met wettelijke rente vanaf 5 november 1993. De Rechtbank wees de vordering af, waarna de Ontvanger in hoger beroep ging bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Het Hof bekrachtigde het vonnis van de Rechtbank, waarbij het beroep van [verweerster] op rechtsverwerking werd aanvaard. De Ontvanger stelde cassatie in, en [verweerster] voerde voorwaardelijk incidenteel beroep in cassatie in.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat aan de Ontvanger een vordering of verhaalsrecht op [verweerster] toekwam op basis van artikel 35 van de Invorderingswet. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Gerechtshof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. De Hoge Raad compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij haar eigen kosten droeg.
De zaak draait om de vraag of de Ontvanger recht had op betaling van het gevorderde bedrag en of [verweerster] wanprestatie had gepleegd. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof niet voldoende had onderbouwd waarom het aan de Ontvanger een vordering toekwam, en dat het Hof niet was ingegaan op de essentiële verweren van [verweerster].