ECLI:NL:HR:2001:AB2177
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- A. Hammerstein
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- E. Korthals Altes
- Rechtspraak.nl
Vernietiging beschikking Ondernemingskamer inzake surséance van betaling en adviesrecht OR
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juni 2001 uitspraak gedaan over de beschikking van de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam, die op 21 oktober 1999 was gedaan. De Ondernemingskamer had geoordeeld dat de ondernemer, YVC IJsselwerf B.V., niet in redelijkheid tot het besluit had kunnen komen om surséance van betaling aan te vragen. De ondernemer heeft hiertegen cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de beschikking van de Ondernemingskamer vernietigd en het verzoek van de Ondernemingsraad (OR) afgewezen.
De Hoge Raad oordeelde dat het besluit om surséance van betaling aan te vragen niet leidt tot een belangrijke wijziging in de organisatie van de onderneming of in de verdeling van bevoegdheden binnen de onderneming. De benoeming van een bewindvoerder zou de interne verdeling van bevoegdheden niet veranderen, maar enkel de bevoegdheden van degenen die daden van beheer en beschikking mogen verrichten beperken. De Hoge Raad verwijst naar de parlementaire geschiedenis van de wijziging van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) van 1998, waaruit blijkt dat de wetgever de vraag of de OR adviesrecht heeft bij het aanvragen van surséance van betaling negatief heeft beantwoord.
De conclusie van de Plaatsvervangend Procureur-Generaal M.R. Mok strekte tot vernietiging van de beschikking van de Ondernemingskamer, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en heeft belangrijke implicaties voor de rol van de OR bij besluiten tot het aanvragen van surséance van betaling.