ECLI:NL:HR:2001:AB2237
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- W.H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van de Gemeente en derden na brand in restaurant
In deze zaak hebben eisers tot cassatie, het echtpaar [C+D] en de vennootschap D.D.I.A.L. SA, de Gemeente Hilversum en andere partijen gedagvaard voor de Rechtbank te Amsterdam, na een brand in restaurant Boeddha op 24 november 1988. De eisers vorderden schadevergoeding, onder meer van de Gemeente, [verweerder E] en Plameco, op basis van wanprestatie en onrechtmatige daad. De Rechtbank wees de vorderingen af, waarna eisers in hoger beroep gingen bij het Gerechtshof te Amsterdam. Het Hof bekrachtigde het vonnis van de Rechtbank, wat leidde tot cassatie door eisers.
De Hoge Raad oordeelde dat de Gemeente niet aansprakelijk was voor de brand, omdat er onvoldoende bewijs was dat de Gemeente nalatig was in haar controle op brandveiligheid. De Gemeente had in 1983 het restaurant gecontroleerd en er waren geen feiten gepresenteerd die erop wezen dat de situatie sindsdien was verslechterd. De aansprakelijkheid van [verweerder E] werd afgewezen omdat de overeenkomst met Kwang Kung B.V. was gesloten en niet met hem persoonlijk. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep en veroordeelde eisers in de kosten van het geding.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van bewijs bij claims van onrechtmatige daad en de verantwoordelijkheden van gemeenten in het kader van brandveiligheid. De beslissing van de Hoge Raad bevestigt de eerdere uitspraken van de lagere rechters en onderstreept het belang van zorgvuldigheid in het bewijs van schade en aansprakelijkheid.