ECLI:NL:HR:2001:AB2736

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/049HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H.J. Mijnssen
  • R. Herrmann
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof inzake de verjaring van een vordering door het Produktschap voor Vee en Vlees

In deze zaak hebben eisers tot cassatie, [eiser 1] en [eiser 2], op 19 maart 1993 verweerder in cassatie, het Produktschap voor Vee en Vlees (PVV), gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage. De eisers vorderden onder andere dat de rechtsvordering van PVV verjaard was en dat een eerder uitgevaardigd dwangbevel als nietig moest worden beschouwd. De Rechtbank heeft op 18 september 1996 de vorderingen van eisers afgewezen. Hierop hebben eisers hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 21 oktober 1999 het vonnis van de Rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen deze beslissing hebben eisers cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en eisers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van PVV zijn begroot op ƒ 632,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris. Dit arrest is uitgesproken op 2 november 2001 door de vice-president F.H.J. Mijnssen als voorzitter, samen met de raadsheren R. Herrmann en A.E.M. van der Putt-Lauwers, en openbaar gemaakt door raadsheer A. Hammerstein.

Uitspraak

2 november 2001
Eerste Kamer
Nr. C00/049HR
AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1], wonende te [woonplaats],
2. [Eiser 2], wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. G.J. Los,
t e g e n
HET PRODUKTSCHAP VOOR VEE EN VLEES, gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. G. Snijders.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eisers tot cassatie - verder te noemen: [eiser] c.s. - hebben bij exploit van 19 maart 1993 verweerder in cassatie - verder te noemen: PVV - gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd:
a. te verklaren voor recht:
- dat de aan de door PVV op [eiser] c.s. gepretendeerde vordering verbonden rechtsvordering is verjaard;
- dat het terzake van de hierboven sub 1 bedoelde vordering op 25 februari 1993 door althans namens de voorzitter van het PVV tegen [eiser] c.s. voor een bedrag van ƒ 1.352.046,01 plus kosten uitgevaardigde dwangbevel wederrechtelijk is uitgevaardigd, en als nietig moet worden beschouwd;
b. PVV te verbieden enigerlei maatregel ter executie van het dwangbevel te nemen, resp. te doen nemen, op verbeurte van een dwangsom van ƒ 2.000.000,-- bij niet of niet behoorlijke nakoming van dat verbod;
c. PVV te veroordelen tot vergoeding door PVV aan [eiser] c.s. van de schade die zij als gevolg van de executie van het dwangbevel hebben geleden, lijden resp. zullen lijden.
PVV heeft de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 18 september 1996 de vorderingen afgewezen.
Tegen dit vonnis hebben [eiser] c.s. hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 21 oktober 1999 heeft het Hof het bestreden vonnis bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
PVV heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor PVV toegelicht door zijn advocaat alsmede door mr. D. Stoutjesdijk, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 101a RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van PVV begroot op ƒ 632,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H.J. Mijnssen als voorzitter en de raadsheren R. Herrmann en A.E.M. van der Putt-Lauwers, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 2 november 2001.