ECLI:NL:HR:2001:AB3098
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van het vonnis van de Rechtbank te Haarlem inzake arbeidsovereenkomst en doorbetaling van loon
In deze zaak heeft eiser, werkzaam bij Ranzijn Tuin & Dier Zaandstad B.V., een vordering ingesteld tot doorbetaling van loon vanaf 24 september 1996, na arbeidsongeschiktheid door ziekte. Eiser was sinds 21 april 1993 in dienst en had verschillende functies binnen het bedrijf. Na een periode van ziekte werd eiser gedeeltelijk arbeidsongeschikt verklaard, maar Ranzijn weigerde doorbetaling van loon, stellende dat er geen passend werk voor hem beschikbaar was. De Kantonrechter wees de vordering van eiser af, en de Rechtbank te Haarlem bekrachtigde dit vonnis. Eiser ging in cassatie bij de Hoge Raad, die oordeelde dat de Rechtbank niet voldoende had gemotiveerd waarom Ranzijn niet kon worden verplicht om eiser passend werk aan te bieden of om hem te ontlasten van zware werkzaamheden. De Hoge Raad vernietigde het vonnis van de Rechtbank en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens werd Ranzijn veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.