ECLI:NL:HR:2001:AB3103

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R01/047HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.H.M. Jansen
  • J.B. Fleers
  • A.G. Pos
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over omgangsregeling tussen oom en minderjarig kind

In deze zaak heeft de oom, verzoeker in cassatie, op 9 december 1998 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te Amsterdam om een omgangsregeling te treffen met zijn minderjarige neefje. De moeder van het kind, verzoekster tot cassatie, heeft dit verzoek bestreden tijdens de zitting. De Rechtbank heeft op 11 april 2000 bepaald dat de oom het kind eenmaal per twee maanden op de eerste zondagmiddag van de maand van 13:00 tot 17:00 uur bij zich mag hebben. Tevens is bepaald dat de moeder haar medewerking aan deze regeling moet verlenen, met een dwangsom van ƒ 250,-- voor elke keer dat zij dit nalaat. De moeder heeft tegen deze beschikking hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 25 januari 2001 de beschikking van de Rechtbank heeft bekrachtigd. Hierop heeft de moeder cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De oom heeft geen verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal J.K. Moltmaker heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten in de middelen van de moeder beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de moeder verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken op 2 november 2001.

Uitspraak

2 november 2001
Eerste Kamer
Rek.nr. R01/047HR
NS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De moeder], wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De oom], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 9 december 1998 ter griffie van de Rechtbank te Amsterdam ingediend verzoekschrift heeft verweerder in cassatie - verder te noemen: de oom - zich gewend tot die Rechtbank en verzocht een regeling te treffen inzake de omgang tussen hemzelf en [het] minderjarige [kind].
Verzoekster tot cassatie - verder te noemen: de moeder - heeft het verzoek tijdens de behandeling ter terechtzitting bestreden.
De Rechtbank heeft bij beschikking van 11 april 2000 bepaald dat - de oom [het kind] bij zich mag hebben eenmaal per twee maanden op de eerste zondagmiddag van die maand van 13:00 uur tot 17:00 uur;
- de moeder haar medewerking aan de uitvoering van deze beslissing dient te verlenen, bij gebreke waarvan zij een dwangsom verschuldigd zal zijn ten bedrage van ƒ 250,-- voor elke keer dat zij nalaat haar medewerking te verlenen aan de vastgestelde omgangsregeling.
Tegen deze beschikking heeft de moeder hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.
Bij beschikking van 25 januari 2001 heeft het Hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigd.
De beschikking van het Hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het Hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De oom heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal in buitengewone dienst J.K. Moltmaker strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 101a RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beant-woording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.H.M. Jansen, als voorzitter, J.B. Fleers en A.G. Pos, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 2 november 2001.