ECLI:NL:HR:2001:AB3295
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en deelname aan een criminele organisatie
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarbij de verdachte op 10 april 2000 was veroordeeld tot vijf jaren gevangenisstraf voor medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte, geboren in Colombia en ten tijde van de uitspraak preventief gedetineerd, heeft het cassatieberoep ingesteld via zijn advocaat, mr. H.P. Ruysink. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal Fokkens gevolgd, die stelde dat het beroep verworpen moest worden.
De kern van het cassatiemiddel was de klacht dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard, omdat de officier van justitie die de vervolging had ingesteld, niet bevoegd zou zijn geweest om in het arrondissement Maastricht op te treden. Het Hof had echter overwogen dat de officier van justitie, werkzaam bij het arrondissementsparket te 's-Hertogenbosch, wel degelijk bevoegd was om ambtshandelingen te verrichten in het arrondissement Maastricht. Dit oordeel was gebaseerd op de wetgeving die destijds van kracht was, waarin werd bepaald dat officieren van justitie van rechtswege plaatsvervangend officier van justitie zijn bij andere arrondissementsparketten.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat de officier van justitie bevoegd was om de verdachte te vervolgen, en dat het verweer van de verdachte niet kon slagen. Het beroep op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie werd verworpen, en de Hoge Raad concludeerde dat er geen gronden waren voor cassatie. De uitspraak van het Hof werd bevestigd, en het beroep werd verworpen.