ECLI:NL:HR:2001:AD2657
Hoge Raad
- Cassatie
- C.H.M. Jansen
- J.B. Fleers
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen de Provincie Utrecht inzake dwangbevel en schadevergoeding
In deze zaak hebben eisers tot cassatie, gezamenlijk aangeduid als [eiser], verzet aangetekend tegen een dwangbevel dat door Gedeputeerde Staten van de Provincie Utrecht op 31 januari 1997 was uitgevaardigd. De eisers hebben de Provincie Utrecht gedagvaard voor de Rechtbank te Utrecht en vorderden onder andere de vernietiging van het dwangbevel en schadevergoeding. De Rechtbank heeft op 1 april 1998 het verzet gegrond verklaard voor zover het ging om de incassokosten van ƒ 21.539,57, maar de overige vorderingen van [eiser] afgewezen. Dit vonnis werd op 6 mei 1998 verbeterd en aangevuld. Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 23 september 1999 het bestreden vonnis heeft bekrachtigd. Hierop heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De advocaat van [eiser] heeft gereageerd op deze conclusie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 2 november 2001 het beroep verworpen en [eiser] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op ƒ 632,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.H.M. Jansen, als voorzitter, J.B. Fleers en P.C. Kop, en openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.