ECLI:NL:HR:2001:AD2679
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- C.H.M. Jansen
- A.G. Pos
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid voor bodemverontreiniging en saneringskosten in het kader van de Wet bodembescherming
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 november 2001 uitspraak gedaan over de aansprakelijkheid van [eiser] voor de kosten van sanering van verontreinigde bodem in het kader van de Wet bodembescherming. De Staat had [eiser] en zijn broer, [betrokkene A], gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Hertogenbosch, waarbij de Staat vorderingen had ingesteld ter vergoeding van kosten die gemaakt waren voor de sanering van een bedrijfsterrein aan de [a-straat 1] te [woonplaats]. De Rechtbank had in eerdere vonnissen geoordeeld dat [eiser] aansprakelijk was voor de kosten van sanering van de compartimenten I, II en III, en had de Staat opgedragen te bewijzen dat [eiser] ook verantwoordelijk was voor de verontreiniging van compartiment IV.
Na een tussenarrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarin de Staat werd opgedragen om informatie te verstrekken over de kosten van de sanering, heeft het Hof in zijn eindarrest [eiser] veroordeeld tot betaling van de kosten van voorbereiding van de sanering van de compartimenten I, II, III en IV-B. [Eiser] heeft cassatie ingesteld tegen deze arresten, waarbij hij aanvoerde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat hij aansprakelijk was voor de kosten van sanering van compartiment IV-B, dat toebehoorde aan zijn broer.
De Hoge Raad heeft de arresten van het Gerechtshof vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd op basis van welke feiten en omstandigheden [eiser] aansprakelijk was voor de volledige kosten van sanering van compartiment IV-B. De Hoge Raad heeft de Staat in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, tot op deze uitspraak begroot op ƒ 9.617,67 aan verschotten en ƒ 3.500,-- voor salaris.