ECLI:NL:HR:2001:AD3556
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en reiskostenaftrek
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 24 mei 2000, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996. De Belastingdienst had een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 100.250, welke aanslag na bezwaar door de Inspecteur werd gehandhaafd. Het Hof bevestigde deze uitspraak, waarna belanghebbende in cassatie ging.
De Hoge Raad behandelt de klachten van belanghebbende, die onder andere betrekking hebben op de aftrek van reiskosten. Het Hof had geoordeeld dat belanghebbende geen recht had op aftrek van reiskosten op grond van artikel 8 van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 1990. Dit oordeel was gebaseerd op de bepaling dat de afstand waarover vervoer door de inhoudingsplichtige plaatsvindt, niet wordt meegerekend voor de reisafstand, tenzij de bijdrage voor het vervoer 70 procent of meer bedraagt van het bedrag dat voor de desbetreffende afstand als reiskostenaftrek geldt.
De Hoge Raad oordeelt dat de oordelen van het Hof juist zijn. Belanghebbende had zelf kosten opgevoerd voor het gebruik en de stalling van twee fietsen, maar deze kosten hadden geen betrekking op het vervoer door de inhoudingsplichtige. De Hoge Raad concludeert dat het reiskostenforfait alleen van toepassing is voor de afstand waarover de belastingplichtige zelf voor vervoer zorgt. Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt, omdat belanghebbende een vergelijking maakt met belastingplichtigen in een andere situatie.
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 21 september 2001.