ECLI:NL:HR:2001:AD3942
Hoge Raad
- Cassatie
- C.H.M. Jansen
- J.B. Fleers
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Vordering tot schadevergoeding in het kader van pensioenvoorziening na echtscheiding
In deze zaak gaat het om een vordering tot schadevergoeding die is ingesteld door de vrouw tegen haar ex-echtgenoot en diens onderneming, Vitronic Holding B.V., in het kader van een pensioenvoorziening. De vrouw heeft de man en Vitronic gedagvaard voor de Rechtbank te Breda, waarbij zij vorderde dat zij hoofdelijk zouden worden veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding, die nader opgemaakt diende te worden bij staat, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. De Rechtbank heeft de vordering op 14 oktober 1997 afgewezen, waarna de vrouw hoger beroep heeft ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het Hof heeft op 13 oktober 1999 het vonnis van de Rechtbank vernietigd en de vordering van de vrouw toegewezen, wat leidde tot cassatie door de man en Vitronic.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 2 november 2001 het arrest van het Gerechtshof vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de vrouw recht had op een weduwepensioen dat gebaseerd moest zijn op de pensioengrondslag die in de pensioenbrief van 1 december 1973 was vastgelegd. De Hoge Raad concludeerde dat Vitronic onrechtmatig had gehandeld door de bepalingen van de pensioenbrief niet na te leven, en dat de man, als enig directeur/aandeelhouder van Vitronic, ook een ernstig verwijt trof.
De Hoge Raad heeft de vrouw in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die tot op dat moment aan de zijde van de man en Vitronic waren begroot op ƒ 716,23 aan verschotten en ƒ 3.500,-- voor salaris. Dit arrest benadrukt de verplichtingen van partijen in het kader van pensioenvoorzieningen en de gevolgen van het niet naleven van afspraken die in een echtscheidingsconvenant zijn vastgelegd.