ECLI:NL:HR:2001:AD3951
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Huurrechtelijke geschil over ontbinding huurovereenkomst en ontruiming
In deze zaak gaat het om een huurrechtelijk geschil tussen de eiser en de verweerders in cassatie, die gezamenlijk als verhuurder optreden. De verweerders hebben op 16 juli 1997 de eiser gedagvaard voor het Kantongerecht te Beetsterzwaag, met het verzoek om de huurovereenkomst te ontbinden en de eiser te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde pand. De eiser heeft de vordering bestreden, maar de Kantonrechter heeft in tussenvonnissen de zaak naar de rol verwezen en uiteindelijk in een eindvonnis van 17 november 1998 de vordering van de verweerders afgewezen. Hierop hebben de verweerders hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Leeuwarden, die op 20 oktober 1999 het tussenvonnis van 25 november 1997 heeft bekrachtigd, maar de andere vonnissen heeft vernietigd en de huurovereenkomst met terugwerkende kracht ontbonden. De eiser werd veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde pand en moest een bedrag van ƒ 3.500,-- aan verhuis- en inrichtingskosten betalen. De Rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Tegen deze vonnissen heeft de eiser cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte ook tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, zonder dat verdere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.