ECLI:NL:HR:2001:AD3954
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige daad en schadevergoeding door de Staat voor het ruimen van varkensstapel
In deze zaak hebben eisers tot cassatie, [eiser 1] en [eiser 2], de Staat gedagvaard voor de Rechtbank te Roermond. Zij vorderden een verklaring voor recht dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld door hen niet volledig schadeloos te stellen voor het ten onrechte ruimen van hun varkensstapel. De eisers vorderden een schadevergoeding van respectievelijk ƒ 59.145,-- en ƒ 102.071,--, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 11 juli 1991. De Staat heeft bij incidentele conclusie geconcludeerd tot onbevoegdverklaring van de Rechtbank, waarop de Rechtbank zich bij vonnis van 21 november 1991 onbevoegd verklaarde en de zaak verwees naar de Rechtbank te 's-Gravenhage.
Na de verwijzing heeft de Staat de vordering van eisers bestreden. De Rechtbank te 's-Gravenhage heeft op 17 januari 1996 de eisers niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering. Eisers hebben hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 21 oktober 1999 het bestreden vonnis heeft bekrachtigd. Tegen dit arrest hebben eisers cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense strekte tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op ƒ 4.027,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan door de raadsheren R. Herrmann als voorzitter, H.A.M. Aaftink en O. de Savornin Lohman, en openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein op 7 december 2001.